Operation Manual
19
C
ontroleer na het ontsteken van de kachel altijd of de verbrandingskamer
C
goed recht staat, door deze aan de handgreep D even naar links en rechts te
schuiven (fig. E). Dit moet soepel gaan. Als de verbrandingskamer ongelijk
staat, leidt dit tot rook- en roetontwikkeling.
D HET BRANDEN VAN DE KACHEL
Na het ontsteken van de kachel duurt het 10 à 15 minuten voordat u kunt
controleren of de kachel goed brandt. Op de pagina naast het uitvouwblad kunt u
zien hoe hoog uw kachel minimaal en maximaal mag branden (fig. M). Een te
hoge vlam kan rook- en roetvorming veroorzaken, terwijl een te lage verbranding
tot
geurontwikkeling leidt.
Een te lage verbranding kan ontstaan door:
E te weinig brandstof (vul de tank)
E slechte brandstof (raadpleeg uw dealer)
E te weinig ventilatie (zet een raam of deur op een kier)
E slijtage van de kous (raadpleeg uw dealer, of vervang de kous,
zie hoofdstuk L)
Deze kachel is uitgerust met een veiligheidssysteem dat er voor zorgt dat de
kachel afslaat wanneer u de wisseltank langer dan 5 seconden uit de kachel tilt.
Om de kachel weer aan te zetten dient u de wisseltank weer terug te plaatsen
en de stappen te volgen zoals beschreven in
hoofdstuk C.
E HET UITZETTEN VAN DE KACHEL
Druk de UIT-toets A in. De vlam zal dan vanzelf na enige tijd doven.
F STORINGEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN
Als u een storing niet kunt oplossen met behulp van de onderstaande aan-
wijzingen, dient u contact op te nemen met uw dealer.
HET AANMAKEN LUKT NIET.
E De batterijen zitten niet goed in de houder.
Controleren (fig. F).
E De batterijen zijn niet meer krachtig genoeg voor de ontsteking.
Vervangen (fig. F).
E U hebt de kachel helemaal leeggestookt of de kous is vervangen.
Na het plaatsen van de gevulde wisseltank 30 minuten wachten met
ontsteken.
E U duwt de ontstekingsschuiven B te krachtig naar beneden.
Minder har
d indrukken (hoofdstuk C).
E De ontstekingsspiraal I is defect.
Raadpleeg uw dealer.
1
☞☞
F
ontstekingsspiraal met
gebroken gloeidraad
E










