Operation Manual
Deze instellingen bepalen hoe routes worden berekend. Selecteer het type
voertuig dat u bestuurt, de wegtypen die voor de routeplanning worden gebruikt,
en de routeplanningsmethode.
Als er meer bestuurders zijn die de software voor de navigatie gebruiken, kunnen
individuele instellingen worden opgeslagen in een gebruikersprofiel.
U kunt de weergave van het kaartscherm bijstellen. Wijzig de kaartweergave zodat
deze tegemoet komt aan uw huidige behoeften, kies geschikte kleurenthema's uit
de lijst voor gebruik tijdens dag en nacht, wijzig de blauwe pijl in een 3D-
wagenmodel, kies of onderdruk de weergave van 3D-gebouwen, schakel de
functie routelog in of uit, en beheer de zichtbaarheid van plaatsen (welke plaatsen
er op de kaart worden getoond).
Stel in hoe de software u helpt bij het navigeren via verschillende route-
gerelateerde gegevens op het kaartscherm.
Instellingen die te maken hebben met de weergave omvatten menu-animaties en
verschillende thema's voor gebruik tijdens dag of nacht.
Hier kunt u de taal voor uw programma, de maateenheden, datum en tijd en het
weergaveformaat ervan, alsmede de tijdzone instellen.
Rit- en routelogs bevatten nuttige informatie over uw ritten. Ritlogs kunnen
handmatig worden opgeslagen zodra u uw bestemming bereikt, of u kunt hier de
functie voor automatisch opslaan inschakelen.
De basisinstellingen voor de softwareparameters aanpassen. Zie voor meer
informatie pagina 7.
Wis alle opgeslagen gegevens en reset alle instellingen naar de fabriekswaarden.
99