Operation Manual

19 - NL
3.8 Inregelen van luchtspecificaties
De WHR moet na installatie ingeregeld worden.
Dat kan gedaan worden met de bovenstaande
luchtspecificaties van de WHR.
De standaardinstellingen van de WHR, nL, zijn:
Stand LAAG 35%
Stand M
IDDEN 50%
Stand H
OOG 70%
De standaardinstellingen van de WHR, HL, zijn:
Stand LAAG 40%
Stand M
IDDEN 70%
Stand H
OOG 90%
Doe het volgende om de WHR (na installatie) in
te regelen:
1. Zet de WHR in het inregelbedrijf.
- Display: Druk minimaal 3 seconden
gelijktijdig op
en totdat “lnR”op
het display verschijnt.
In het inregelbedrijf staan de klep van de
bypass en het vorstvrij element altijd dicht.
Na 30 minuten schakelt de WHR automatisch
weer uit het inregelbedrijf.
2. Sluit alle ramen en de buitendeuren.
3. Sluit vervolgens alle binnendeuren.
4. Controleer de aanwezigheid van bouwkun-
dige overstroomvoorzieningen (minimaal 12
cm
2
per l/s).
De bouwkundige overstroomvoorzieningen
moeten minimaal 12 cm2 per l/s zijn.
5. Controleer of beide ventilatoren in de drie
toerentallen functioneren.
6. Schakel de WHR in het hoge toerental.
7. Plaats alle ventielen en stel de ventielen in
volgens de opgegeven instelgegevens of
zoals in de referentiewoning.
Indien geen gegevens bekend zijn:
- Plaats de ventielen en zet de ventielen
zover mogelijk open.
- Meet de luchthoeveelheden; eerst de
toevoerlucht en daarna de afvoerlucht.
- Wijken de gemeten luchthoeveelheden
meer dan +/- 10% af van de nominale
luchthoeveelheden en is het merendeel
van de afwijkingen positief, zorg er dan
voor dat alle afwijkingen positief zijn.
Is het meerendeel van de afwijkingen
negatief, zorg er dan voor dat alle af-
wijkingen negatief zijn. Zorg ook dat één
toevoer- en één afvoerventiel geheel open
blijven.
8. Wijzig de ventilatorinstellingen in de
P-menu’s P30 t/m P37 van de digitale
bediening.
- Kies een zo laag mogelijke instelling in
verband met het energieverbruik.
- Zorg ervoor dat de verhouding tussen
laag, midden en hoog gelijk blijven.