Operating Instructions and Installation Instructions

LRR 47 - 59 & LRR-GF 47 - 52
Maat- en constructiewijzigingen voorbehouden! 29 editie 30.01.2009
© Copyright YGNIS AG CH-Ruswil
6.6.4. Aansluiting aan de brandstofvoorziening
De hele installatie mag alleen door een installatiefirma met vergunning uitgevoerd worden. De installaties moeten
volgens de plaatselijke voorschriften uitgevoerd worden. In het bijzonder moet verhinderd zijn, dat de brander bij
geopende keteldeur kan starten. Goede praktijk is om de brander zo aan de brandstofvoorziening aan te sluiten,
dat deze geopend moet worden om de keteldeur te kunnen openen. Alternatief moeten de branderkabels met
klembekmoffen zodanig bevestigd worden, dat de deur alleen geopend kan worden, nadat de stekkers op de
brander getrokken zijn.
Ter plaatse aanwezige installaties (olieleidingen etc.) mogen niet aan de ketelbekleding bevestigd worden!
6.6.4.1. Gasbrander
Neem de handleiding van de brander in acht.
De gasinstallatie moet in overeenstemming met de gasdoorstroming en de beschikbare gasdruk gedimensioneerd
zijn.
In de gastoevoerleiding naar de brander moet een afsluitventiel worden aangebracht.
Belangrijk: Voor de aansluiting aan de gasleiding moet ervoor worden gezorgd dat deze doorgeblazen is en vrij
is van deeltjes en slijpsel.
Bij de inbedrijfneming en na elk openen van de gastoevoer moet de gasstraat op lekken worden
gecontroleerd (lekzoekspray).
De installatie mag alleen worden gebruikt met de daarvoor bestemde gaskwaliteit – let op het plaatje
op de brander!
6.6.4.2. Oliebrander
Neem de handleiding van de brander in acht.
6.6.5. Gebruik met gedeeltelijke belasting
De minimale verwarmingsspecificaties volgens "Technische gegevens" moeten in acht genomen worden.
6.7. Afvoer van de verbrandingsproducten
De algemeen geldige regels van de techniek en de nationale normen en voorschriften moeten in acht genomen
worden.
De verwarmingsketels Pyronox LRR en LRR-GF zijn volgens de nieuwste kennis van de techniek ontwikkeld.
Door een nauwkeurige afstemming van ketel en afvoer van de verbrandingsproducten wordt een optimaal gebruik
van de brandstof en zo een economische exploitatie bereikt.
6.7.1. Bepaling van de diameters
De diameters voor verwarmingsketels moeten zonder trekbehoefte berekend worden.
Voor de bepaling van de diameters zijn met name de aard van de brandstof, het vermogen van de verwarmer
resp. van het verbrandingsaggregaat, temperatuur en hoeveelheid van de verbrandingsproducten en constructie
en hoogte van de schoorsteen bepalend.
6.7.2. Afvoerbuis
Het is aan te bevelen de afvoerbuis te maken van een materiaal dat ongevoelig voor vocht en corrosiebestendig
is. Hij moet gunstig voor de stroming en met 30 tot 45° stijging in de schoorsteen geleid worden. Dit moet zo
gebeuren dat er geen condenswater vanuit de schoorsteen naar de verwarmingsketel terug kan stromen. Om de
overdracht van mechanische trillingen te voorkomen moeten de invoerplaatsen van afvoerbuizen met geschikte
wandvoeringsbuizen of aansluitbeugels worden voorzien. Aansluitingen van meer dan 1 m lengte moeten
geïsoleerd worden. Let er daarbij op dat er meetstompen uit de isolatie steken en dat beugels en
schoonmaakdeksel toegankelijk moeten blijven.
De schoorsteen moet gas- en overdrukdicht zijn, ongevoelig voor vocht en zuurbestendig uitgevoerd zijn.