Installation Instructions

0MEM0218-P_BE-FL Handleiding voor installatie MODULO CONTROL M220-M270 BLZ. 12/53
Eerste vulling
De volgende regels zijn van toepassing zodra de verwarmingsketel in gebruik wordt genomen en ze
blijven geldig tot het einde van de levensduur van het product.
Voorbereiding van het watercircuit voordat de verwarmingsketel in werking wordt gesteld:
Voor elke installatie (renovatie of nieuwe installatie) moeten de leidingen van het watercircuit
grondig worden schoongemaakt. Dat is nodig om ziektekiemen en resten die aanleiding geven tot
de vorming van bezinksel, te verwijderen.
Vooral in het geval van een nieuwe installatie moeten vet, roest en kleine koperafzettingen worden
verwijderd.
Voor te renoveren installaties moet u het bezinksel en het roest dat zich geleidelijk aan heeft
gevormd, verwijderen.
U kunt de leidingen op twee manieren schoonmaken: een snelle oplossing die slechts enkele uren in
beslag neemt en een geleidelijke aanpak, die enkele weken tijd vergt. In het 1
e
geval moet u de
leidingen in elk geval schoonmaken voordat u de nieuwe verwarmingsketel aansluit. In het
tweede geval plaatst u een filter op de retourleiding van de verwarmingsketel om het losgekomen
bezinksel op te vangen.
Door de installatie schoon te maken voordat u die gebruikt, verbetert u het rendement,
beperkt u bovendien het energieverbruik en gaat u de vorming van roest en kalkafzetting
tegen. Daarvoor is echter de interventie van een professional nodig (waterbehandeling).
De installatie beschermen tegen kalkafzetting
Water bevat van nature opgeloste calcium- en carbonaationen, die verantwoordelijk zijn voor de
vorming van kalkaanslag (calciumcarbonaat). Om buitensporige afzetting te voorkomen, dient u de
nodige voorzorgsmaatregelen te treffenmet betrekking tot het vulwater: TH < 10 °f
Tijdens de levensduur van de verwarmingsketel, moet er af en toe water worden bijgevuld.
Daardoor kan er kalkaanslag ontstaan in het circuit. De som van de hoeveelheid vulwater en
suppletiewater mag tijdens de levensduur van de installatie niet meer bedragen dan driemaal
de watercapaciteit van de verwarmingsinstallatie. Bovendien moet de hardheid van het
suppletiewater onder controle worden gehouden. Suppletiewater: TH < 1 °f
Een aanzienlijke aanvoer van niet-behandeld water veroorzaakt systematisch kalkaanslag. Om deze
parameter te controleren en anomalieën te detecteren, moet er verplicht een teller worden
geïnstalleerd die de watertoevoer meet.
Indien deze richtlijnen niet worden gerespecteerd (som van het vulwater en het suppletiewater
hoger dan driemaal de watercapaciteit van de verwarmingsinstallatie), is een complete reiniging
(verwijderen van bezinksel en kalkaanslag) nodig.
Wat de werking betreft, zijn er extra voorzorgsmaatregelen nodig:
Als u een onthardingsmiddel in de installatie gebruikt, moet de uitrusting regelmatig
worden gecontroleerd om te vermijden dat er chloor vrijkomt in het circuit: de
chloorconcentratie moet altijd minder dan 50 mg/liter bedragen.
Om kalkafzetting te vermijden (vooral op de warmtewisselingsoppervlakken), moet de
installatie geleidelijk aan in werking worden gesteld: eerst op het minimale vermogen, in
combinatie met een hoog waterdebiet in het primaire circuit.
Als het water in het circuit niet de gewenste eigenschappen heeft (bv.: hoge
waterhardheid), moet het behandeld worden. Deze behandeling moet worden toegepast
op het vulwater en wanneer het water wordt vervangen of indien er suppletiewater wordt
bijgevuld.
Bij installaties die uit meer dan 1 verwarmingsketel bestaan, moeten de
verwarmingsketels gelijktijdig op het minimale vermogen in werking worden gesteld.
Op die manier verhindert u dat er zich kalk uit het water afzet op de
warmtewisselingsoppervlakken van de eerste verwarmingsketel.