User Manual

Table Of Contents
Patronen opnemen
MOTIF XF Naslaggids
178
Modus Voice Modus Song Modus Pattern Modus Mixing Modus Master Modus Utility Modus File
Modus
Performance
Modus
Sampling 1
Modus
Sampling 2
Referentie
De patroonopname voorbereiden—
[F1] Setup
1 Patroonnaam (alleen aanduiding)
Duidt de naam van het huidige patroon aan. Het patroon kan
worden geselecteerd in de display Pattern Play (pagina 168).
2 Measure
Bepaalt de maat waar de opname begint. Hiermee wordt
tevens de huidige locatie van de opname aangegeven.
Instellingen:
Maat: 001 – 256
Beat: alleen aanduiding
3 Length
Hiermee wordt de patroonlengte bepaald. Hiermee wordt
tevens de lengte aangegeven van de frase die via de
opnameprocedure is gemaakt.
Instellingen: 001 – 256
4 Section (alleen aanduiding)
Hiermee wordt de op te nemen sectie aangegeven.
De sectie kan worden ingesteld in de display Pattern Play
(pagina 168).
5 Maatsoort (metrum)
Hiermee wordt het metrum (de maatsoort) voor het patroon
gespecificeerd.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
6 Tempo
Dit is hetzelfde als in de modus Song Record.
Ziepagina145.
7 Keyboard Start
Als Keyboard Start is ingeschakeld, begint het opnemen van
het patroon zodra u een toets op het toetsenbord indrukt.
Instellingen: (aan), (uit)
8 Tracknummer (alleen aanduiding)
9 Tracktype (alleen aanduiding)
) Dempen/solo (alleen aanduiding)
! Voicenaam (alleen aanduiding)
Deze gegevens zijn hetzelfde als in de modus Song Record.
Zie pagina 145.
@ REC TR (track opnemen)
Hier wordt bepaald welke track wordt opgenomen. Verplaats
de cursor naar de gewenste track of druk op een van de
nummerknoppen [1] – [16] waarbij het TRACK-lampje
brandt, zodat de rode cirkel zichtbaar is in de bijbehorende
kolom van REC TR.
Instellingen: 1 – 16
# Record Type
Hiermee wordt de opnamemethode bepaald.
Instellingen: replace, overdub
replace
Met deze methode kunt u een reeds opgenomen track in realtime
overschrijven met nieuwe data. De oorspronkelijke data worden gewist.
overdub
Met deze methode kunt u meer data toevoegen aan een track die
al data bevat. Eerder opgenomen data blijven behouden.
$ Loop (lusopname)
Hiermee wordt bepaald of er een loop van de opname wordt
gemaakt bij het uitvoeren van een realtime opname. Als dit is
ingeschakeld, wordt de frase bij herhaling afgespeeld tijdens
realtime opnemen. Dit kan handig zijn wanneer u
drumpartijen opneemt met het opnametype op 'overdub',
omdat u dan elke keer dat de loop wordt doorlopen
verschillende instrumenten kunt toevoegen. Wanneer deze
optie is uitgeschakeld, stopt de opname nadat de frase
eenmaal is doorlopen.
% Record Part
^ Quantize (opname quantizeren)
& Voice
* Volume
( Pan
A Ins Effect Sw (invoegeffectschakelaar)
Deze gegevens zijn hetzelfde als in de modus Song Record.
Zie pagina 146.
B [SF1] Scene1 – [SF5] Scene5
U kunt de instellingen van de patroonparameters (Pattern
Scene) en de arpeggioparameters met deze knoppen
wijzigen. Raadpleeg de beschrijving van dezelfde knoppen
in de modus Pattern Play op pagina 169 voor
meer informatie.
C [F1] Setup
Druk op deze knop om vanuit de vorige display terug
te keren naar de display Record Setup.
D [F2] Arpeggio (arpeggio opnemen)
De functie is hetzelfde als de functie in de display Record
Arpeggio (pagina 147) in de modus Song.
4! @5 12
3
7
#
$
%
^
&
*
(
A
8
9
)
6
CD E F
B
Maat LengteTe l