User Manual
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
89
04: Crescendo
Met deze taak kunt u een crescendo of decrescendo maken voor het opgegeven notenbereik. (Crescendo is een
geleidelijke toename in volume en decrescendo is een geleidelijke afname.)
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
VelocityRange
Bepaalt de intensiteit van het crescendo of decrescendo. De aanslagwaarden van de noten in het opgegeven bereik
worden geleidelijk aan verhoogd of verlaagd, te beginnen met de eerste noot in het bereik. De aanslag van de laatste
noot in het bereik wordt de oorspronkelijke aanslag van de noot plus de waarde van Velocity Range. Als de resulterende
aanslag buiten het bereik 1 – 127 ligt, wordt deze ingesteld op 1 of 127. Instellingen hoger dan 0 produceren een
crescendo, instellingen kleiner dan 0 produceren een decrescendo. De instelling 0 heeft geen effect.
Instellingen: -127 – +0 – +127
OPMERKING Door deze job uit te voeren worden de aanslagen van de noot gewijzigd voor events in het opgegeven bereik om
het crescendo/decrescendo te produceren. Het crescendo/decrescendo kan niet met deze taak worden toegepast
op lang aangehouden noten met een lange gatetijd. Gebruik voor dit type noten de taak 'Create Continuous Data'
(pagina 92) met het eventtype ingesteld op 'Control Change 11'.
05: Transpose
Met de taak Transpose kunt u de toonsoort of de toonhoogte van de noten in het opgegeven bereik wijzigen.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
Note
Bepaalt het toonhoogtebereik waarop de taak wordt toegepast. U kunt de noot ook rechtstreeks vanaf het keyboard
instellen door de knop [SF6] KBD ingedrukt te houden en op de gewenste toets te drukken.
Instellingen: C -2 – G8
Transpose
Hiermee transponeert u de noten in het opgegeven bereik (in halve tonen). Bij een instelling van +12 wordt naar een
octaaf hoger getransponeerd, bij een instelling van -12 naar een octaaf lager. De instelling 0 veroorzaakt geen wijziging.
Instellingen: -127 – +0 – +127
06: Glide
Met de taak Glide vervangt u alle noten na de eerste noot in het opgegeven bereik door pitchbenddata, waardoor
een vloeiende overgang van noot naar noot wordt verkregen. Dit is ideaal voor het produceren van slidegitaar-
of stringbendeffecten.
TR (Track) 001 : 1 : 000 – 999 : 4 : 479
Bepaalt de track (01 – 16, all) en het bereik (in maten/tellen/clocks) waarop de job wordt toegepast.
GlideTime
Bepaalt de tijd van de overgang. Hogere waarden zorgen voor een langere overgang tussen noten.
Instellingen: 000 – 100
PBRange (Pitch Bend Range)
Bepaalt het maximale toonbuigingsbereik dat door de taak Glide moet worden toegepast (in halve tonen).
Instellingen: 01 – 24
OPMERKING Houd er rekening mee dat de song mogelijk niet correct wordt afgespeeld als u 'PB Range' instelt op een waarde
die afwijkt van de waarde die in de modus Voice Edit is ingesteld. Om ervoor te zorgen dat de song correct wordt
afgespeeld, voegt u de MIDI-event in onder de bijbehorende track in de display Song Edit (pagina 84).
RPN [000-000] xxx ('xxx' stelt de pitchbendwaarde voor)
07: Create Roll
Met deze taak maakt u een reeks herhaalde noten (zoals bij tromgeroffel) in het opgegeven bereik met de opgegeven
continue wijzigingen in clockstap en aanslag. Dit is ideaal voor het maken van snel staccatogeroffel en speciale
'stotter'-effecten.