User Manual

PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
85
ProgramChange
Programmawijzigingsevents worden gebruikt om voices te selecteren.
BANK
Bepaalt de voicebank. De voicebank bestaat uit MSB en LSB.
Instellingen: 000 – 127, ***
OPMERKING Bankselectie MSB en LSB maken eigenlijk deel uit van de besturingswijzigingsberichten (hieronder).
Omdat ze specifiek worden gebruikt voor de voiceselectie, worden ze echter hier ingedeeld en beschreven.
PC NO (Program Change Number)
Bepaalt de specifieke voice (uit de bank die hierboven door MSB en LSB is geselecteerd).
Instellingen: 000 – 127
OPMERKING Raadpleeg het 'Voiceoverzicht' in het PDF-document 'Datalijst' voor meer informatie over voicebanken
en voicenummers.
Control Change
Deze events bepalen het geluid en bepaalde responskenmerken van de voice, en worden doorgaans gegenereerd/
opgenomen als u een regelaar (zoals een modulatiewiel, knop, schuifregelaar of voetregelaar) bedient.
CTRL NO (Control Number)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer.
Instellingen: 000 – 127
OPMERKING Zie het gedeelte 'MIDI' in het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer' voor meer informatie
over de functies die zijn toegewezen aan elk besturingswijzigingsnummer.
DATA
Zie 'Data Entry MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document 'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
Ch.AfterTouch (kanaalaftertouch)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
OPMERKING
Het keyboard van de MOXF6/MOXF8 beschikt niet over de functie After Touch. In deze display kunt u echter
wel After Touch-events in de songdata invoegen.
DATA
Geeft de hoeveelheid druk weer die op de toets wordt uitgeoefend.
Instellingen: 000 – 127
PolyAfterTouch (Polyphonic After Touch)
Deze event wordt gegenereerd wanneer druk wordt uitgeoefend op een toets nadat de noot is gespeeld.
In tegenstelling tot bij de Channel After Touch-event worden er echter voor elke toets afzonderlijke data geleverd.
OPMERKING
Het keyboard van de MOXF6/MOXF8 beschikt niet over de functie After Touch. In deze display kunt u echter
wel After Touch-events in de songdata invoegen.
OPMERKING
Bepaalt de toets waarop After Touch wordt toegepast.
Instellingen: C -2 – G8
DATA
Geeft de hoeveelheid druk weer die op de toets wordt uitgeoefend.
Instellingen: 000 – 127
RPN (Registered Parameter Number)
Met deze events kunt u de parameterwaarden voor elke toongeneratorpartij wijzigen. Deze events worden
gebruikt voor de instellingen van een partij, zoals pitchbendgevoeligheid en stemming.
MSB-LSB
Zie 'Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127
DATA (Data Entry MSB-LSB)
Zie 'Registered Parameter Number MSB-LSB' in het gedeelte 'MIDI' van het PDF-document
'Parameterhandleiding bij synthesizer'.
Instellingen: 000 – 127, ***
OPMERKING Normaal gesproken worden er drie typen besturingswijzigingsdata verzonden: RPN MSB (101), RPN LSB (100)
en Data Entry MSB (6). Op deze synthesizer is hieraan Data Entry LSB (38) toegevoegd en wordt de resulterende
groep besturingswijzigingsevents als één geheel verwerkt in deze display. Houd er rekening mee dat wanneer
de RPN eenmaal is ingesteld voor een kanaal, hierop volgende data-invoer wordt herkend als een wijziging
in de waarde van dezelfde RPN. Om operationele fouten te voorkomen, dient u een RPN Null-bericht (7FH, 7FH)
te verzenden nadat u deze berichten hebt gebruikt voor het uitvoeren van een besturingsbewerking.