User Manual
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
84
Song bewerken
In deze modus beschikt u over een uitgebreide set gedetailleerde regelaars voor het bewerken van de MIDI-events
van afzonderlijke songtracks. MIDI-events zijn berichten (zoals noot aan/uit, nootnummer, programmawijzigingsnummer
enz.) die samen de data van een opgenomen track vormen. De modus kan worden gebruikt om fouten te corrigeren
en om dynamische effecten, zoals vibrato, toe te voegen om de song te verfijnen en te voltooien.
Hiermee wordt de eventlijst van de geselecteerde songtrack weergegeven. Zie de Gebruikershandleiding voor instructies.
In deze display kunt u de eventtypen selecteren die worden weergegeven in de display CHANGE. Als u bijvoorbeeld
alleen nootevents wilt bewerken, schakelt u het selectievakje naast 'Note' in zodat alleen de nootevents worden
weergegeven in de display CHANGE (Event List).
Instellingen: Note, PitchBend, ProgramChange, ControlChange, Ch.AfterTouch, PolyAfterTouch, RPN (Registered Parameter Number),
NRPN (Non Registered Parameter Number), Exclusive
[F5] CLR ALL (Clear All)
Druk op de knop [F5] om alle aanvinktekens tegelijk te verwijderen.
[F6] SET ALL
Druk op de knop [F6] om alle selectievakjes aan te vinken.
U kunt met deze knop schakelen tussen de displays voor tracks 1 – 16, SCN (scenetrack) en TMP (tempotrack).
Als de cursor zich op de gewenste positie in de display [F1] CHANGE (Event List) bevindt, kunt u de display voor het
invoegen van nieuwe MIDI-events in de modus Song of de modus Pattern oproepen door te drukken op deze knop.
De eventtypen die in de song kunnen worden ingevoegd, worden hieronder beschreven.
Note
Dit zijn de events die noten definiëren, die het grootste deel van alle performancedata uitmaken. Dit is het meest
voorkomende datatype.
NOTE (Note name)
Bepaalt de nootnaam of de specifieke toonhoogte van de noot op het toetsenbord.
Instellingen: C -2 – G8
GATE (Gate time)
Bepaalt de werkelijke tijdsduur van een noot in tellen en clocks.
Instellingen: 000:001 – 999:479
OPMERKING Op deze synthesizer is één clock gelijk aan 1/480e van een 1/4-noot.
VELO (Velocity)
Bepaalt hoe sterk de geselecteerde noot weerklinkt.
Instellingen: 001 – 127
PitchBend
Deze events bepalen voortdurende toonhoogteveranderingen en worden gegenereerd als u het pitchbendwiel bedient.
DATA
Bepaalt de pitchbenddata.
Instellingen: -8192 – +8191
Bediening
[SONG] Song selecteren [EDIT]
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT (View Filter)
[F4] TR SEL (Track Select)
[F5] INSERT