User Manual
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
79
Song Recording
De modus Song Record Standby
Type
Bepaalt het opnametype. Het opnametype kan worden onderverdeeld in twee groepen: realtime opnemen en
stapsgewijs opnemen. Bij realtime opnemen werkt het instrument op dezelfde manier als een bandrecorder, waarbij
de performancedata tijdens het spelen worden opgenomen. Op deze manier kunt u alle nuances van een performance
vastleggen. Bij realtime opnemen moet het 'Type' worden ingesteld op 'replace', 'overdub' of 'punch'. Bij stapsgewijs
opnemen kunt u muziek opnemen door event voor event te 'noteren'. Dit is een niet-realtime, stapsgewijs opnamesysteem,
dat veel weg heeft van het uitschrijven van partijen op muziekpapier. Bij stapsgewijs opnemen mag het 'Type' niet
worden ingesteld als 'step'.
Instellingen: Als RecTr is ingesteld op een waarde van 1-16: replace, overdub, punch, step
Als RecTr is ingesteld op 'tempo': replace, punch, step
Als RecTr is ingesteld op 'scene': replace, punch
Als RecTr is ingesteld op 'alle': replace, overdub, punch
replace......... Met deze methode kunt u een reeds opgenomen track in realtime overschrijven met nieuwe data.
De oorspronkelijke data worden gewist.
overdub ....... Met deze methode kunt u meer data toevoegen aan een track die al data bevat. Eerder opgenomen
data blijven behouden.
punch........... Met deze methode kunt u data overschrijven op een bepaald gedeelte van een track dat al data bevat.
U kunt de reeds opgenomen data overschrijven vanaf het beginpunt tot het eindpunt (metrum/tel)
die vóór de opname zijn opgegeven.
step.............. Gebruik deze methode om noten één voor één handmatig in te voeren.
OPMERKING Als 'punch' is geselecteerd, worden 'Punch-in measure: beat' en 'Punch-out measure : beat' weergegeven
in de display en moet u deze waarden instellen. Als u de locatiepunten 1 en 2 (Loc1, Loc2) hebt ingesteld,
kunt u de punch-in/outpunten instellen met één druk op de knop. Verplaats de cursor naar de punch-in/outwaarde
en controleer of het menu-item 'COPYLOC' wordt weergegeven. Als u op de knop [SF1] COPYLOC drukt, worden
de instellingen voor punch-in/out automatisch toegewezen aan de bestaande locatiepunten.
Quantize (Resolution)
Deze parameter is beschikbaar als het opnametype is ingesteld op een andere waarde dan 'step'.
Met opnamekwantisering wordt de timing van de noten automatisch gelijkgemaakt tijdens de opname.
U kunt deze parameter ook instellen in het selectievenster Note Type dat wordt opgeroepen met de knop [SF6].
Instellingen: off (uit), 2 60 (1/32-noot), 63 80 (1/16-noottriool), 6 120 (1/16-noot), 83 160 (1/8-noottriool), 8 240 (1/8-noot),
43 320 (1/4-noottriool), 4 480 (1/4-noot)
Event
Deze parameter is beschikbaar als het opnametype is ingesteld op 'step'. Hiermee kunt u het eventtype opgeven
dat moet worden ingevoerd.
Instellingen: note, p.bend (pitchbend), CC#000 – #119 (besturingswijziging)
RecTr (Recording Track)
Bepaalt welke track wordt opgenomen. Druk op de knop [F6] om te schakelen tussen de opnamemodi Single Track
en All Track.
Instellingen: tempo, scene, 1 – 16, all
Ch (Channel)
Hiermee wordt het MIDI-opnamekanaal bepaald.
Instellingen: 1 – 16, all
Bediening
[SONG] Song selecteren [REC]
[F1] SETUP