User Manual
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
77
7 (Tempo)
Bepaalt het afspeeltempo van de song.
Instellingen: 5,0 – 300,0
OPMERKING Als u het instrument gebruikt met een externe sequencer, DAW-software of een MIDI-apparaat en u het wilt
synchroniseren met dat apparaat, moet u de parameter 'MIDI Sync' in de display Utility MIDI (pagina 149) instellen
op 'external' of 'auto'. Als 'MIDI Sync' wordt ingesteld op 'auto' (alleen als de MIDI-klok voortdurend wordt verzonden)
of 'extern', duidt de parameter Tempo hier 'extern' aan en kan deze niet worden gewijzigd.
OPMERKING U kunt deze parameter ook instellen door de knop [SHIFT] ingedrukt te houden en verschillende keren herhaaldelijk
in het gewenste tempo op de knop [ENTER] te drukken. Deze functie wordt 'Tap Tempo' genoemd.
8 MEAS (Measure)
Bepaalt vanaf welke locatie het afspelen begint. Ook geeft dit de huidige afspeellocatie aan.
9 SCN1 (Scene 1) – [SF6] SCN6 (Scene 6)
U kunt de instellingen van de songparameters (Song Scene) en de arpeggioparameters toewijzen aan deze knoppen.
U kunt deze instellingen tevens activeren door op deze knoppen te drukken. Zie 'Diverse instellingen voor het afspelen
van songs toewijzen (Song Scene)' op pagina 97 voor gedetailleerde instructies over het vastleggen van scenes.
Zie pagina 82 voor gedetailleerde instructies over het instellen van arpeggioparameters.
OPMERKING
Als u tijdens het afspelen op de knoppen [SF1] SCN 1 – [SF6] SCN 6 drukt, wordt alleen de songscene gewijzigd.
OPMERKING Nadat u de songscene hebt vastgelegd, verschijnt het 1/8-nootsymbool in de tab van de ingedrukte knop.
U kunt controleren of het arpeggiotype aan die knop is toegewezen in de display Arpeggio Edit (pagina 82)
van de modus Song.
Met de functie Grid Groove kunt u de toonhoogte, timing, lengte en aanslagsnelheid van de noten in een specifieke
track aanpassen met behulp van een raster van 1 maat en 1/16-noten. Zo kunt u 'grooves' maken met de nauwkeurige
programmering van een sequencer, wat anders niet mogelijk zou zijn. De functie Grid Groove beïnvloedt het afspelen
van songs, maar verandert de eigenlijke sequencedata niet.
NOTE OFST (Note Offset)
Hiermee wordt de toonhoogte van de noten op het geselecteerde raster met halve tonen verhoogd of verlaagd.
Instellingen: -99 – +00 – +99
CLOCK SFT (Clock Shift)
Hiermee wordt de timing van de noten op het geselecteerde raster in clockstappen vooruit of achterruit verschoven.
Instellingen: -120 – +000 – +120
GATE OFFSET (Gate Time Offset)
Hiermee worden de noten op het geselecteerde raster in clockstappen verlengd of verkort.
Instellingen: -120 – +000 – +120
VELO OFST (Velocity Offset)
Hiermee wordt de aanslagsnelheid van de noten op het geselecteerde raster offsetwaarde verhoogd of verlaagd.
Instellingen: -127 – +000 – +127
[F2] GROOVE (Grid Groove)
Knob
+0–
NOTE OFST (Note Offset)
CLOCK SFT (Clock Shift)
GATE OFFSET (Gate Time Offset)
VELO OFST (Velocity Offset)