User Manual

PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Song
Song Play
[F1] PLAY
[F2] GROOVE
[F3] TRACK
[F6] CHAIN
Songopname
Song Record Standby
[F1] SETUP
[F2] VOICE
[F3] ARP ED
[F5] CLICK
[F6] ALL TR
Tijdens de songopname
[F1] SETUP
[F3] REST
[F4] TIE
[F5] DELETE
[F6] BAK DEL
Arpeggio Edit
[F1] COMMON
[F2] TYPE
[F3] MAIN
[F4] LIMIT
[F5] PLAY FX
[F6] OUT CH
Song bewerken
[F1] CHANGE
[F2] VIEW FLT
[F4] TR SEL
[F5] INSERT
[F6] DELETE
Song Job
[F1] UNDO/REDO
[F2] NOTE
[F3] EVENT
[F4] MEAS
[F5] TRACK
[F6] SONG
Aanvullende informatie
76
De modus Song
In de modus Song kunt u uw eigen songs opnemen, bewerken en afspelen. In dit gedeelte wordt elke parameter
in vier typen beschreven (Song Play, Song Record, Song Edit en Song Job).
Song Play
Song Play is het belangrijkste 'portaal' voor het activeren van de modus Song. Hier kunt u een song selecteren
en afspelen.
De display Song Play
OPMERKING In de display PLAY van de modus Song Play kunt u de voice van de mixpartij selecteren die overeenkomt
met de huidige track door op de knop [CATEGORY SEARCH] te drukken.
1 Loc1 (Location 1), Loc2 (Location 2)
De modus Song Play bevat de functie Location, waarmee u gemakkelijk naar een door u aangegeven deel van
een song kunt springen. Met deze functie kunt u een specifiek maatnummer opgeven in de geselecteerde song,
en onmiddellijk naar de opgegeven maat verspringen, zowel tijdens het afspelen als wanneer de song gestopt is.
Er kunnen twee locaties worden toegewezen. De locaties worden in deze display weergegeven. Zie pagina 97
voor gedetailleerde instructies.
2 Sequencer Edit-indicator
Als u de MIDI-data en de parameterwaarden van de sequencer (met uitzondering van de instellingen voor Mixing)
wijzigt, verschijnt de Sequencer Edit-indicator in de rechterbovenhoek van de display. In de modi Song/Pattern is de
bewerkingsbuffer voor de sequencerinstellingen de geheugenlocatie voor de volledige programma's van beide modi.
Als u de sequencerinstellingen voor een song of pattern wijzigt, wordt de Sequencer Edit-indicator altijd weergegeven
in de modi Song/Pattern (behalve in de modus Mixing) voordat u de wijzigingen opslaat.
OPMERKING
Omdat voor de instellingen van Mixing een andere bewerkingsbuffer wordt gebruikt dan voor de sequencerinstellingen,
wordt de Sequencer Edit-indicator niet weergegeven in de modus Mixing.
3 Track Status
Geeft aan of een track MIDI-data bevat. Vierkantjes met ononderbroken lijnen ( ) wijzen erop dat de track MIDI-data
bevat, terwijl vierkantjes met stippellijnen ( ) erop wijzen dat de track geen data bevat.
4 Song number/ Song name
Hiermee bepaalt u de song die u wilt afspelen.
Instellingen: Song Number 01 – 64
5 Trans (Transpose)
Bepaalt de toetstransponering voor de volledige song. Kan worden gewijzigd in halve tonen.
Instellingen: -36 – +0 – +36
6 Meter
Bepaalt het metrum (de maatsoort) van de song. Het opgegeven metrum wordt toegepast op de maat die is ingesteld
in de parameter 'MEAS' (8).
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
Bediening
Druk op de knop [SONG].
[F1] PLAY
1
8
2
679
3
4
5