User Manual

PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Utility
[F1] GENERAL
[F2] VOICE
[F2] SEQ
[F3] VCE A/D
[F4] CTL ASN
[F5] USB I/O
[F6] MIDI
Utility Job
145
SongEventChase
Met Event Chase kunt u opgeven welke datatypen van niet-nootevents worden herkend tijdens het doorspoelen en
terugspoelen. Door deze instelling op een specifiek event te zetten, garandeert u de afspeelintegriteit van het event,
ook tijdens het snel vooruit- of terugspoelen.
Instellingen: Off, PC (Program Change), PC+PB+Ctrl (Program Change + Pitch Bend + Control Change), all (All events)
OPMERKING Houd er rekening mee dat elke instelling anders dan 'off' kan leiden tot tragere resultaten, bijvoorbeeld een pauze
voordat het afspelen begint of trager vooruit- of terugspoelen.
OPMERKING Als de waarde is ingesteld op 'all', is het mogelijk dat er te veel MIDI-data worden gegenereerd, wat kan resulteren
in een MIDI-fout op het aangesloten apparaat.
LoadMix
Bepaalt of de menginstellingen worden geladen ('on') of niet ('off') wanneer het nummer van de song of het patroon
wordt gewijzigd.
Instellingen: off, on
OPMERKING Deze instelling bepaalt de song-/patroonwijzigingen tijdens het ketengewijs afspelen van de songketen.
[SF6] MEMORY
Geeft het resterende vrije (beschikbare) geheugen van de sequencer aan.
U kunt parameters instellen voor het audio-ingangssignaal vanuit de aansluitingen A/D INPUT [L]/[R] in de modus Voice.
De details van elke parameter zijn dezelfde als in Performance Common Edit. Zie pagina 62.
[SF1] ASSIGN
Bepaalt regelaartoewijzingsinstellingen die van toepassing zijn op het hele systeem van de MOXF6/MOXF8.
U kunt MIDI-besturingswijzigingsnummers toewijzen aan de knoppen op het voorpaneel en aan de externe regelaars.
U kunt bijvoorbeeld de knoppen ASSIGN 1 en 2 gebruiken voor het regelen van de effectdiepte van twee verschillende
effecten, terwijl u met de voetregelaar modulatie kunt regelen. De toewijzingen van de besturingswijzigingsnummers
worden ook wel 'regelaartoewijzingen' genoemd.
OPMERKING
De functies voor regelaars die niet beschikbaar zijn op het instrument zelf kunnen worden geregeld door het
bijbehorende MIDI-besturingsnummer vanuit een externe MIDI-besturing te verzenden.
BC (Breath Controller Control Number)
Hiermee bepaalt u welk besturingswijzigingsnummer wordt gegenereerd wanneer u een breathcontroller gebruikt
op een extern apparaat dat is aangesloten op de MOXF6/MOXF8.
Instellingen: off, 1 – 95
RB (Ribbon Controller Control Number)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat overeenkomt met een lintcontroller op een extern apparaat dat
is aangesloten op de MOXF6/MOXF8.
Instellingen: off, 1 – 95
FC1 (Foot Controller 1 Control Number)
Bepaalt welk besturingswijzigingsnummer wordt gegenereerd wanneer u de voetregelaar gebruikt die is verbonden
met de aansluiting [FOOT CONTROLLER]. Houd er rekening mee dat als van een extern apparaat dezelfde MIDI-
besturingswijzigingsberichten worden ontvangen als de berichten die hier zijn ingesteld, de interne toongenerator
op deze berichten reageert alsof de voetregelaar van het instrument zelf wordt gebruikt.
Instellingen: off, 1 – 95
FC2 (Foot Controller 2 Control Number)
Bepaalt het besturingswijzigingsnummer dat overeenkomt met voetregelaar 2 op een extern apparaat dat
is aangesloten op de MOXF6/MOXF8.
Instellingen: off, 1 – 95
[F3] VCE A/D (Voice A/D Input)
[F4] CTL ASN (Controller Assign)