User Manual

PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Utility
[F1] GENERAL
[F2] VOICE
[F2] SEQ
[F3] VCE A/D
[F4] CTL ASN
[F5] USB I/O
[F6] MIDI
Utility Job
141
VelCurve (Velocity Curve)
Deze vijf curven bepalen hoe de werkelijke aanslagsnelheid wordt gegenereerd en verzonden in overeenstemming met
de aanslagsnelheid (sterkte) waarmee u noten op het keyboard speelt. De grafiek die in de display wordt weergegeven
geeft de responscurve van de aanslagsnelheid weer. De horizontale lijn geeft de ontvangen aanslagsnelheidswaarden
(sterkte waarmee u speelt) weer, terwijl de verticale lijn de werkelijke aanslagsnelheidswaarden weergeeft die naar de
interne/externe toongenerators worden verzonden.
Instellingen: norm, soft, hard, wide, fixed
norm (normaal) ... Deze lineaire 'curve' zorgt ervoor dat de sterkte waarmee u speelt (aanslagsnelheid) rechtstreeks
van invloed is op de werkelijke geluidswijziging.
soft...................... Deze curve zorgt voor een toegenomen respons, met name voor lagere aanslagsnelheden.
hard .................... Deze curve zorgt voor een toegenomen respons, met name voor hogere aanslagsnelheden.
wide .................... Deze curve accentueert uw speelsterkte door lagere aanslagsnelheden te produceren wanneer
u zachter speelt, en hogere (luidere) aanslagsnelheden wanneer u harder speelt. Op die manier
kunt u deze instelling gebruiken om uw dynamisch bereik uit te breiden.
fixed.................... Deze instelling zorgt voor dezelfde hoeveelheid geluidswijziging (ingesteld in Fixed Velocity hieronder),
ongeacht de speelsterkte. De aanslagsnelheid van de noten die u speelt wordt gefixeerd op de waarde
die hier wordt ingesteld.
FixedVelocity
De Fixed-curve kan worden gebruikt om een gefixeerde aanslag naar de toongenerator te versturen, ongeacht hoe hard
of hoe zacht u het keyboard bespeelt. Deze parameter is alleen beschikbaar als u hierboven de aanslagcurve 'fixed'
hebt geselecteerd.
Instellingen: 1 – 127
[SF4] PERF CRE (Performance Creator)
In deze display worden de parameters bepaald voor de knoppen van de Performance Creator: [LAYER]/[SPLIT]/
[DRUM ASSIGN].
Layer Bank (Layer Voice Bank), Layer Number (Layer Voice Number)
Hiermee wordt bepaald welke voice eerst wordt toegewezen bij het gebruik van de functie Layer van de Performance
Creator. Selecteer de gewenste voice door de bank en het nummer in te stellen. De naam wordt automatisch bepaald.
Split Bank (Split Voice Bank), Split Number (Split Voice Number)
Bepaalt welke voice eerst wordt toegewezen bij het gebruik van de functie Split van de Performance Creator. Selecteer
de gewenste voice door de bank en het nummer in te stellen. De naam wordt automatisch bepaald.
Split Lower/Upper
Bepaalt het gebied op het keyboard waaraan de voice wordt toegewezen als de functie Split van de Performance
Creator wordt uitgevoerd. Als 'both' is geselecteerd, wordt de eerste voice toegewezen aan alle noten op het keyboard.
Als 'lower' is geselecteerd, wordt de eerste voice toegewezen aan het gebied onder het splitpunt. Als 'upper' is
geselecteerd, wordt de eerste voice toegewezen aan het splitpunt en hoger.
Instellingen: both, lower, upper
DrumAssign Bank (Drum Assign Voice Bank), Number (Drum Assign Voice Number)
Bepaalt welke voice eerst wordt toegewezen bij het gebruik van de functie Drum Assign van de Performance Creator.
Selecteer de gewenste voice door de bank en het nummer in te stellen. De naam wordt automatisch bepaald.
ConfirmPopup
Als de Performance Creator wordt uitgevoerd en de bewerkingsindicator (E) wordt weergegeven in de modus Voice,
gaan de bewerkte data verloren. Deze parameter bepaalt of het bevestigingsdialoogvenster al dan niet wordt
weergegeven voordat de Performance Creator wordt uitgevoerd.
Instellingen: off, on
[SF5] REMOTE
In deze sectie kunt u de locatiepunten instellen. Als u in de modus Remote op de knop [UTILITY] drukt, wordt alleen
de display REMOTE weergegeven.
DAW Select
Hier wordt de DAW-software ingesteld die door de MOXF6/MOXF8 moet worden bestuurd. U kunt de Remote-instellingen
automatisch oproepen door een DAW-type te selecteren.
Instellingen: Cubase, LogicPro, DigiPerf, SONAR