User Manual

PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Utility
[F1] GENERAL
[F2] VOICE
[F2] SEQ
[F3] VCE A/D
[F4] CTL ASN
[F5] USB I/O
[F6] MIDI
Utility Job
140
De modus Utility
In de modus Utility kunt u parameters instellen die van toepassing zijn op het gehele systeem van de MOXF6/MOXF8.
Deze modus is eigenlijk een submodus van de modus Voice/Performance/Song/Pattern. U kunt in elke modus op de
knop [UTILITY] drukken om de modus Utility te activeren. Nadat u de waarden hebt ingesteld, drukt u op de knop [EXIT]
om terug te keren naar de vorige modus.
[SF1] TG (Tone Generator)
Vanuit deze sectie kunt u algemene instellingen voor de interne toongenerator selecteren. De instellingen die
u hier selecteert, gelden alleen voor het interne toongeneratorblok. Ze hebben geen invloed op de MIDI-uitvoer.
Volume
Hiermee wordt het totaalvolume van het instrument bepaald.
Instellingen: 0 – 127
NoteShift
Hiermee wordt de hoeveelheid (in halve noten) bepaald waarin de toonhoogte van alle noten wordt verschoven.
Instellingen: -24 – +0 – +24
Tune
Hiermee wordt de fijnregeling van het totaalgeluid van de MOXF6/MOXF8 (in stappen van 0,1 cent) bepaald.
Instellingen: -102,4 – +0,0 – +102,3
SystemFxOn/OffBtn Chorus (System Effect On/Off Button Chorus)
Hiermee wordt bepaald of het systeemeffect (Chorus) werkelijk wordt toegepast wanneer de knop EFFECT ON/OFF
[SYSTEM] wordt aangezet.
Instellingen: off, on
SystemFxOn/OffBtn Reverb (System Effect On/Off Button Reverb)
Hiermee wordt bepaald of het systeemeffect (Reverb) werkelijk wordt toegepast wanneer de knop EFFECT ON/OFF
[SYSTEM] wordt aangezet.
Instellingen: off, on
[SF2] OUTPUT
L&R Gain
Bepaalt de uitgangsversterking van de aansluitingen OUTPUT [L/MONO] en [R].
Instellingen: 0dB, +6dB
USB 1/2 Gain
USB 3/4 Gain
Bepaalt de uitgangsversterking voor de kanalen USB 1/2 of USB 3/4.
Instellingen: 0dB, +6dB
[SF3] KBD (Keyboard)
Vanuit deze display kunt u de keyboardparameters instellen. Deze instellingen zijn van invloed op de MIDI-berichten
die worden gegenereerd als u het keyboard bespeelt.
Octave (octaaf)
Bepaalt met hoeveel octaven het bereik van het keyboard wordt verhoogd of verlaagd. Deze parameter is gekoppeld
aan de OCTAVE-knoppen [-]/[+] op het bedieningspaneel.
Instellingen: -3 – +0 – +3
Transpose
Deze parameter wordt gebruikt om de huidige zone te transponeren in halve tonen.
Instellingen: -11 – +0 – +11
OPMERKING Als u buiten de nootbereiklimieten (C-2 en G8) transponeert, worden noten in de aangrenzende octaven gebruikt.
Bediening
Druk op de knop [UTILITY].
[F1] GENERAL