User Manual
PERF SONG PATTERN MIX MASTER REMOTE UTILITY
QUICK SET
FILEVOICE
MOXF6/MOXF8 Naslaggids
Modus Master
Master Play
[F1] PLAY
[F2] MEMORY
[F3] ZONE SW
Master Edit
Common Edit
[F1] NAME
Zone Edit
[F1] TRANS
[F2] NOTE
[F3] TX SW
[F4] PRESET
[F5] KNOB
Master Job
[F1] INIT
[F4] BULK
129
[SF1] ARP1 (Arpeggio 1) – [SF6] ARP6 (Arpeggio 6)/
[SF1] SCN1 (Scene 1) – [SF6] SCN6 (Scene 6)
Als de opgeslagen modus Voice, Performance of Pattern is, wordt een ander arpeggiotype toegewezen aan elk van de
knoppen [SF1] ARP1 – [SF6] ARP6 volgens het voice-, performance- of patroonnummer. De arpeggiotypen worden aan
de knoppen toegewezen via de 1/8-nootsymbolen in de display. U kunt deze op elk moment tijdens uw keyboardspel
oproepen door op deze knoppen te drukken. Als de opgeslagen modus Song is, wordt een andere scene-instelling
toegewezen aan elk van de knoppen [SF1] – [SF6] volgens het songnummer. U kunt de mute- of solo-instellingen
voor de tracks op elk moment tijdens uw keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken.
OPMERKING
U kunt de arpeggio's registreren in de display Arpeggio Edit. Zie 'De songscene vastleggen' op pagina 98 voor
gedetailleerde instructies over het vastleggen van scenes.
Mode (modus)
Bepaalt welke modus wordt opgeroepen als het masternummer wordt geselecteerd.
Instellingen: Voice, Performance, Song, Pattern
Memory
Hiermee wordt bepaald welk programmanummer wordt opgeroepen als de master wordt geselecteerd.
Instellingen: Als de modus is ingesteld op Voice: selecteer een voicebank en een voicenummer.
Als de modus is ingesteld op Performance: selecteer een performancebank en -nummer.
Als de modus is ingesteld op Song: selecteer een songnummer.
Als de modus is ingesteld op Pattern: selecteer een patroonnummer.
ZoneSwitch
Hiermee wordt bepaald of de zonefunctie wordt gebruikt (on) of niet (off). Zie pagina 130 voor meer informatie over
de zonefunctie.
Instellingen: off, on
OPMERKING Als de modus is ingesteld op 'Voice' of 'Performance' en de zoneschakelaar is ingeschakeld, kan alleen zone 1 worden
gebruikt in de standaardinstelling (het bespelen van zone 2 – 4 levert geen geluid op). U kunt deze zones gebruiken
door verschillende parameters in te stellen in de modus Master Edit.
ZoneKnob
Als ZoneSwitch is ingesteld op 'on', bepaalt dit of de Zone Edit-instellingen toegewezen worden aan knop 1 – 8 (aan)
of dat de instellingen in de gememoriseerde modus toegewezen worden aan knop 1 – 8 (uit).
Instellingen: off, on
OPMERKING Als ZoneSwitch is ingesteld op 'on' kunt u ZoneKnob ook instellen als aan/uit door gelijktijdig op de knoppen Knob
Function 1 en 2 te drukken. Als deze parameter is ingesteld op 'on', worden de LED-aanduidingen van de knoppen
Knob Function 1 en 2 uitgeschakeld.
[F2] MEMORY
[F3] ZONE SW (Zone Switch)
TIP
U kunt handig gebruikmaken van de Nummerknoppen om de Internal/External Switch (pagina 130) voor
elke Zone eenvoudig in en uit te schakelen. Als de Internal/External Switch voor een Zone is ingeschakeld,
licht de corresponderende knop ([1] – [4] of [9] – [12]) op.
Zorg er eerst voor dat de volgende instellingen actief zijn:
Druk dan op de relevante [PERFORMANCE CONTROL]-knop:
Master Play
Mode (modus) Song
ZoneSwitch on
Knoppen [1] – [4] Hiermee schakelt u IntSw in of uit voor Zone1 – 4.
Knoppen [9] – [12] Hiermee schakelt u ExtSw in of uit voor Zone1 – 4.