Operation Manual
Faxen WorkCentre
®
5945/5955
Handleiding voor de gebruiker 149
15. Druk op de Start-toets op het bedieningspaneel om het origineel te scannen.
16. Verwijder het origineel uit de AOD of van de glasplaat wanneer het scannen is voltooid.
17. Druk op de toets Opdrachtstatus op het bedieningspaneel om de opdrachtenlijst te bekijken
en de status van de opdracht te controleren.
Meer informatie
Een gebruikers-ID gebruiken voor aanmelden op het apparaat
Uitleg over de faxopties
Internet Services gebruiken om de contactgegevens van de systeembeheerder te vinden
System Administrator Guide (Handleiding voor de systeembeheerder) www.xerox.com/support.
Afdrukkwaliteit
Beeldopties
Beeldopties voor faxen kiezen (interne fax)
Met de functie Fax (Interne fax) kunt u uw documenten scannen en verzenden naar de meeste
faxapparaten die op het telefoonnetwerk zijn aangesloten.
Opmerking: De systeembeheerder moet deze optie beschikbaar stellen.
Als Verificatie of Accountadministratie op het apparaat is ingeschakeld, moet u eventueel
aanmeldgegevens invoeren om toegang tot de faxfuncties te krijgen.
Met de functies voor beeldopties kunt u het uiterlijk van de afdrukken wijzigen.
Met de opties voor lichter/donkerder kunt u handmatig de lichtheid of donkerheid van het beeld
aanpassen. Lichte originelen met potloodtekeningen worden beter afgedrukt als de donkerheid
wordt vergroot. Donkere originelen, zoals halftonen of documenten met gekleurde achtergronden,
moeten eventueel lichter worden gemaakt.
Met de optie Scherpte kunt u handmatig de scherpte van de gescande beelden bepalen.
1. Plaats uw documenten met de beeldzijde omhoog in de invoerlade van de AOD. Pas de geleider
zodanig aan dat deze de documenten net raakt.
Of
Til de AOD op. Plaats het document met de beeldzijde omlaag in de linkerbovenhoek aan de
achterkant van de glasplaat. Sluit de AOD.
2. Druk op de toets Alle wissen op het bedieningspaneel om alle eerder geselecteerde
instellingen te annuleren.
3. Druk op de toets Startpagina Functies.
4. Selecteer de toets Faxen op het aanraakscherm.
5. Selecteer zo nodig het tabblad Faxen. Dit is meestal het actieve tabblad wanneer de functie
Faxen wordt geopend.
6. Selecteer het invoervak Faxnummer invoeren en gebruik de aantaltoetsen, of de
aantaltoetsen op het aanraakscherm, om het faxnummer van de ontvanger in te voeren.
7. Selecteer de toets Toevoegen.
• Als u het document naar meer dan één ontvanger wilt verzenden, voert u de aanvullende
gegevens voor elke ontvanger in en selecteert u nogmaals de toets Toevoegen totdat alle
ontvangers zijn toegevoegd.










