Operation Manual
Internet Services WorkCentre
®
 5845/5855/5865/5875/5890 
Handleiding voor de gebruiker 657
Raadpleeg de System Administrator Guide (Handleiding voor de systeembeheerder) voor meer 
informatie.
1.  Open de webbrowser op uw computer.
2.  Voer via het toetsenbord in het URL-veld http:// in, gevolgd door het IP-adres van het apparaat. 
Als het IP-adres bijvoorbeeld 192.168.100.100 is, voert u http://192.168.100.100 in.
Opmerking: U kunt het IP-adres van het apparaat te weten komen door een 
configuratieoverzicht af te drukken of dit na te vragen bij de systeembeheerder.
3.  Druk op de toets Enter op het toetsenbord om de pagina te laden.
4.  Klik op het tabblad Scannen.
5.  Selecteer zo nodig Sjablonen in het menu Weergave in de linkerbovenhoek. Als de 
systeembeheerder geen mailboxen heeft ingesteld, ziet u het menu Weergave niet en wordt u 
direct doorgeleid naar de pagina Sjablonen. 
6.  Selecteer de koppeling Nieuwe sjabloon maken in het menu Sjabloonbewerkingen.
7.  Klik in het invoervak Sjabloonnaam en voer een naam in voor uw sjabloon via het toetsenbord.
8.  Klik in het invoervak Sjabloonbeschrijving en voer een beschrijving in voor uw sjabloon via het 
toetsenbord.
9.  Klik op het invoervak Eigenaar en voer de naam in van de eigenaar van de sjabloon via het 
toetsenbord.
10. Voer een scanbestemming in.
Ofwel
• Selecteer het keuzerondje Een scanbestemming invoeren.
• Klik in het invoervak Beschrijvende naam en voer een naam in voor uw sjabloon via het 
toetsenbord. De beschrijvende naam wordt weergegeven in het gedeelte 
Sjabloonbeschrijving van het scherm Werkstroom scannen op het bedieningspaneel van 
het apparaat. Als u geen weergavevolgorde opgeeft, worden sjablonen alfabetisch 
weergegeven op Beschrijvende naam.
Of
• Selecteer het keuzerondje Selecteren uit vooraf gedefinieerde lijst.
• Selecteer de gewenste bestemming in het menu Bestandsbestemming.
11.  Selecteer het protocol dat u voor het scannen van uw documenten wilt gebruiken. Het protocol 
is afhankelijk van de locatie van uw bestandsopslagplaats. Raadpleeg de System Administrator 
Guide (Handleiding voor de systeembeheerder) voor meer informatie over het instellen van een 
bestandsopslagplaats. 
• FTP: hiermee wordt FTP (File Transfer Protocol) gebruikt om naar een computer te 
scannen. Selecteer deze optie als u een FTP-applicatie op uw computer hebt. 
• SFTP: hiermee wordt SFTP (Secure File Transfer Protocol) gebruikt om naar een computer 
te scannen. Selecteer deze optie als u een SFTP-applicatie op uw computer gebruikt.
• SMB: hiermee wordt SMB (Server Message Block) gebruikt om naar een computer te 
scannen. Selecteer deze optie om naar een Windows-computer te scannen. Selecteer SMB 
als u niet zeker weet welk protocol u moet kiezen.
• HTTP: hiermee wordt HTTP (Hyper Text Transfer Protocol) gebruikt om naar een computer 
te scannen. Selecteer deze optie om via HTTP naar een webserver te scannen.
• HTTPS: hiermee wordt HTTPS (Hyper Text Transfer Protocol) via SSL (Secure Sockets Layer) 
gebruikt om naar een computer te scannen. Selecteer deze optie om via HTTPS naar een 
webserver te scannen.
• NetWare: hiermee wordt het Netware-protocol gebruikt om naar een computer te 
scannen. Selecteer deze optie als u NetWare gebruikt. Deze optie is alleen beschikbaar als 
NetWare op uw apparaat is ingeschakeld.










