Operation Manual
Afdrukken WorkCentre
®
 5845/5855/5865/5875/5890 
452 Handleiding voor de gebruiker
Als Verificatie is ingeschakeld op uw apparaat, moet u zich mogelijk aanmelden op het apparaat 
om uw opdrachten te kunnen zien of vrijgeven.
Als Accountadministratie is ingeschakeld, moet u mogelijk aanmeldgegevens invoeren in de 
printerdriver voordat u uw opdracht kunt verzenden.
Opmerking: Als u een XPS-document wilt afdrukken, moet de optionele XPS-toepassing op het 
apparaat zijn geïnstalleerd.
Met de optie Opgeslagen opdracht kunt u opdracht opslaan op de harde schijf van de printer, zodat 
de opdracht op een geschikt tijdstip of via Internet Services kan worden afgedrukt.
Opmerking: De systeembeheerder moet de functie Opdrachtopslag in uw printerdriver inschakelen 
voordat u de optie Opgeslagen opdracht kunt gebruiken. Als u zelf uw eigen driverinstellingen kunt 
bijwerken, kunt u deze functie vinden door het venster met drivers te openen, met de 
rechtermuisknop op de driver te klikken, Printereigenschappen te selecteren en vervolgens het 
tabblad Configuratie. Stel de status van de module Opdrachtopslag in op Geïnstalleerd via het 
keuzemenu in het gedeelte Beschikbare componenten.
Raadpleeg de System Administrator Guide (Handleiding voor de systeembeheerder) voor meer 
informatie.
1.  Open het document dat moet worden afgedrukt. In de meeste applicaties selecteert u de toets 
Kantoor of Bestand en selecteert u vervolgens Afdrukken in het bestandsmenu.
2.  Voer het aantal kopieën in dat u wilt maken. Afhankelijk van de applicatie die u gebruikt, kunt 
u eventueel ook een paginabereik selecteren en andere afdrukselecties maken.
3.  Selecteer de Xerox XPS-driver in de lijst met beschikbare printerdrivers.
4.  Open het venster Eigenschappen van de printerdriver - de methode is afhankelijk van de 
applicatie van waaruit u afdrukt. Vanuit de meeste Microsoft-applicaties selecteert u de toets 
Eigenschappen of Voorkeuren om het venster te openen.
5.  Klik zo nodig op het tabblad Afdrukopties. Dit is meestal het actieve tabblad wanneer de 
printerdriver wordt geopend.
6. Selecteer Opgeslagen opdracht in het keuzemenu Opdrachttype.
7. Selecteer het invoervak Opdrachtnaam en voer de naam van uw opdracht in via het 
toetsenbord.
• Selecteer Documentnaam gebruiken in het keuzemenu Opdrachtnaam om uw opdracht 
met dezelfde naam op te slaan als het originele document. 
8.  Selecteer in het menu Opslaan in de map waar uw opdracht opgeslagen moet worden. 
• Als de door u gewenste map niet wordt weergegeven, kunt u via het toetsenbord de naam 
invoeren van de map waar uw opdracht opgeslagen moet worden. Alle gebruikers kunnen 
hun opdrachten opslaan in de standaard openbare map.
9.  Schakel zo nodig het selectievakje Afdrukken en opslaan in om uw document af te drukken. 
Als u dit selectievakje niet inschakelt, wordt uw opdracht opgeslagen maar niet afgedrukt.
10. Selecteer zo nodig het keuzerondje Privé om uw document met een toegangscode te 
beveiligen.
• Klik in het invoervak Toegangscode en voer een toegangscode van 4 tot 10 cijfers via het 
toetsenbord.
Opmerking: Als u uw opdracht wilt vrijgeven, moet u eerst deze toegangscode invoeren via de 
aantaltoetsen op het bedieningspaneel van het apparaat. Gebruik alleen cijfers en kies een 
toegangscode die goed te onthouden is, maar niet makkelijk te raden voor anderen.
• Klik in het invoervak Toegangscode bevestigen en voer de toegangscode van 4 tot 10 
cijfers nogmaals in via het toetsenbord.










