Operation Manual
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
Het formaat van het papier in de papierlade
wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade
plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te
verlengen.
1. Houd de vergrendeling van de geleider ingedrukt en schuif de
lengtegeleider tot in de gleuf voor het gewenste papierformaat. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst stelt u de geleider voor
ondersteuning zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt.
3. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en schuif ze zachtjes tegen de
stapel papier aan tot ze de zijkant van de stapel lichtjes raken.
4. Plaats het papier in de lade.
Etiketten • Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen
gebruikt u best uitsluitend etiketten voor
laserprinters. Bij de keuze van etiketten moet u
rekening houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven
bij de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 92).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan
13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het
rugvel.
• Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken.
• Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
• Druk niet af op afdrukmaterialen die smaller zijn dan
76 mm of hoger 356 mm.
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op
minstens 6,4 mm van de randen van het
afdrukmateriaal.
Voorbedrukt
papier
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de
specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 92).
• De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of papier met briefhoofd, moet u
controleren of de inkt op het papier droog is. Natte
inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het
voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit
vermindert.
TYPE
AFDRUK-
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
1 Papierlengtegeleider
2 Geleider voor de ondersteuning
3 Vergrendeling van de geleider
4 Papierbreedtegeleiders