Operation Manual

Uw printer gebruiken onder Linux
35
Text
(Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics
(Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties instellen
voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden, bijvoorbeeld
kleuropties en grootte of positie van een afbeelding.
Device
(Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron en
bestemming instellen.
5
Klik op
Apply
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6
Klik op
OK
in het venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt. Hier kunt u
de status van de afdruktaak volgen.
Klik op
Cancel
(Annuleren) als u de huidige afdruktaak wilt
annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit Xerox-apparaat
door de standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf de
opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS lpr-hulpprogramma. In het
pakket stuurprogramma's beschikt u echter over een veel
gebruikersvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de Linux-
shell en druk op
Enter
. Het venster LPR GUI wordt weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het venster
Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en) selecteren)
geopend. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op
Open
.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en past u de
eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties pagina 34.
3
Klik op
OK
om te beginnen met afdrukken.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1
Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator.
2
Klik op de knop om het venster Scanners Configuration
(Scanners configureren) te openen.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat
is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner
in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u
voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld
een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de
tweede scanner selecteren, de opties instellen en de scantaak
tegelijkertijd starten.
4
Klik op
Properties
(Eigenschappen).
5
Plaats de te scannen documenten met de
bedrukte zijde naar
boven in de automatische documentinvoer of met de bedrukte zijde
naar onder op de glasplaat.
6
Klik op
Preview
(Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
Klik op uw
scanner