User Guide

Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-5
Afdrukken of opslaan selecteren
In het veld [Afdrukopties] kunt u instellen of het huidige
opdrachtsbestand dient te worden afgedrukt, opgeslagen, of
afgedrukt en opgeslagen. Ook kunt u de bestandsindeling
selecteren waarin de opdracht dient te worden opgeslagen.
(Deze instellingen worden soms aangeduid als de
“bestemming” van het afdrukbestand.)
1. Eén van de volgende opties selecteren in het menu
Afdrukopties:
Afdrukken: Hiermee drukt u het opdrachtbestand af
zonder dit op te slaan. Dit is de standaardinstelling.
Opslaan: Opslaan van het afdrukbestand op de
printerserver, inclusief de huidige opdrachtkaart,
zonder de opdracht uit te voeren. De afdrukopdracht
wordt door verschillende printers op verschillende
wijzen opgeslagen. (Het hoofdstuk
“Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in
Handleiding voor opdrachtkaarttoepassingen
raadplegen voor meer informatie over hoe de opdracht
door de printer wordt opgeslagen.
Afdrukken en opslaan: Hiermee drukt u het
opdrachtbestand af en slaat u het bestand op, inclusief
de huidige opdrachtkaart. (Deze optie wordt niet op
alle printers ondersteund.)
2. Indien u [Opslaan] of [Afdrukken en opslaan] heeft
geselecteerd, selecteert u in de keuzelijst
[Opdrachtopslagplaats] de standaard
opdrachtopslagplaats. Bijvoorbeeld:
file:///job_repository
3. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en
opslaan], in het tekstvak [Bestand opslaan in] de
gewenste subdirectory binnen de locatie voor het
bewaren van opdrachten invoeren.
4. In het tekstvak [Bestandsnaam] een naam voor de
opgeslagen opdracht invoeren. Indien u de naam van de
opdracht wilt gebruiken als bestandsnaam voor de
opgeslagen opdracht, kunt u het selectievakje
[Opdrachtnaam gebruiken], te vinden onder het tekstvak
[Bestandsnaam], aankruisen.