User Guide

Opdrachtkaartopties
Afdrukken met Xerox Production Print Services 9-43
Alle opdrachtkaartparameters kunnen worden gewijzigd, met
uitzondering van het PDL-type, dat is ingesteld als de
printerstandaardinstelling.
1. In het veld [Document] van het XDS-venster de naam van
het document dat u opnieuw wilt afdrukken invoeren of
bladeren om het pad te zoeken en weer te geven.
Wanneer de opslagdirectory de standaardopslaglocatie
op de DocuSP-controller is, hoeft geen bronpad te
worden ingevoerd. Wanneer de brondirectory afwijkt van
de standaardopslagdirectory, dient het pad voor de
opslagdirectory te worden ingevoerd.
OPMERKING: Er wordt onderscheid gemaakt tussen
hoofdletters en kleine letters. De naam van de
brondirectory en de bestandsnaam dienen daarom exact
overeen te komen met de naam waaronder het bestand is
opgeslagen. In sommige netwerk-gateway-applicaties
worden alle letters omgezet in hoofdletters of kleine
letters.
2. Het selectievakje [Opnieuw afdrukken] selecteren. Er
verschijnt een bericht waarin u wordt gemeld dat de
opdrachtkaartinstellingen zullen worden gebruikt die bij de
opdracht zijn opgeslagen.
3. In het berichtvenster [OK] selecteren om door te gaan met
het opnieuw afdrukken.
4. [Instellingen] selecteren.
5. De opdrachtkaartparameters invoeren die u wilt wijzigen
ten opzichte van de opgeslagen
opdrachtkaartparameters. Parameters die hetzelfde
dienen te blijven als in de opgeslagen opdrachtkaart,
blanco laten of instellen op [Printerstandaardinstelling].
OPMERKING: Wanneer [Opnieuw afdrukken] wordt
geselecteerd in het XDS-venster, worden alle
opdrachtkaartparameters ingesteld op de
standaardwaarden van het systeem of op de
printerstandaardinstellingen.
6. [OK] selecteren.
7. Selecteer [Afdrukken]. De opdracht wordt naar de printer
gezonden om opnieuw te worden uitgevoerd.