Xerox Production Print Services Afdrukken met Xerox Production Print Services 708P87614 Versie 3.
Samengesteld door: Xerox Corporation Global Knowledge and Language Services 800 Phillips Road Bldg. 845-17S Webster, NY 14580 VS Vertaald door: The Document Company Xerox Bessemer Road Welwyn Garden City Hertfordshire AL7 1HE Verenigd Koninkrijk © 2004 Copyright Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Inhoudsopgave 1 Inleiding Alvorens deze handleiding te gebruiken..........................................................................1-1 Info over XPPS ................................................................................................................1-1 XDS ....................................................................................................................1-2 XDS Plus .........................................................................................................
Toegang tot XDS Plus in Solaris ........................................................................3-3 Toegang tot XDS Plus vanaf het Internet ...........................................................3-3 XDS Plus-afdrukproces ...................................................................................................3-4 Printer- en wachtrij-instellingen........................................................................................3-5 Printer en wachtrij selecteren ....................
Toonreproductiekrommen (TRC's) instellen ........................................4-22 Anti-aliasing instellen ...........................................................................4-22 Kleurtoepassingen instellen..............................................................................4-22 Kleuraanpassingen ...........................................................................................4-23 Kleurzweem .......................................................................................
Het aantal exemplaren instellen: -copies <#>........................................6-5 Het type opdracht instellen ....................................................................6-5 De afwerkingsoptie instellen ..................................................................6-5 Gebruikersnaam instellen ......................................................................6-6 Opdrachtstatus weergeven: -ListJob .....................................................
Fullcolour-parameters opgeven ...........................................................9-27 Markeringskleurparameters instellen...................................................9-33 Invoegingen instellen ...........................................................................9-35 Begin hoofdstuk opgeven ....................................................................9-38 Documenten afdrukken.....................................................................................
vi Afdrukken met Xerox Production Print Services
1 Inleiding Met behulp van een netwerk-werkstation en de software Xerox Production Print Services kunnen documenten die zijn gemaakt met een opmaakprogramma worden afgedrukt met een ondersteunde Xerox-printer. Alvorens deze handleiding te gebruiken Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de volgende werkstations: • PC's met Windows 95, 98, Millennium, NT 4.0, 2000 of XP • Sun-werkstations met Solaris 2.
Inleiding XDS De Xerox-software voor documentverzending (XDS) is een op zichzelf staande applicatie die wordt gebruikt voor het invoeren van opdrachtkaartgegevens voor een PDL-bestand en het verzenden van de opdracht naar een beschikbare printer waarop DocuSP-software versie 3.1 of hoger wordt uitgevoerd. Met behulp van deze software kunnen gebruikers van door Xerox ondersteunde netwerken profiteren van de vele afdrukopties die de ondersteunde Xeroxafdruksystemen te bieden hebben.
Inleiding Drivers van andere fabrikanten bieden op het werkstation geen toegang tot alle ondersteunde printertoepassingen. Webinterface In de webinterface gebruikt u een browser om toegang te krijgen tot de vensters waarin u een documentbestand kunt selecteren, een opdrachtkaart kunt opstellen en een afdrukopdracht naar de printer kunt sturen; en dit alles vanaf het Internet.
Inleiding 1-4 • Hoofdstuk 4, “Opdracht uitvoeren met de DocuSPwebinterface”, bevat informatie voor het gebruik van de online versie van XPPS. Dit omvat het instellen van een opdrachtkaart, alsmede de stappen die nodig zijn om de uitvoering van een opdracht te voltooien. • Hoofdstuk 5, “Xerox-PPD's en PlugIn”, bevat richtlijnen voor het selecteren van afdrukvereisten en het gebruik van Xerox-PPD's en -PlugIns voor zowel Macintosh- als Windows-applicaties.
Inleiding Conventies In deze handleiding worden de volgende conventies aangehouden: • Punthaakjes: Variabele informatie die in het venster wordt weergegeven of die kan worden ingevoerd als onderdeel van een opdrachtregel staat tussen punthaakjes. Bijvoorbeeld “Kan niet kopiëren;” “set –p .
Inleiding Aanvullende documentatie Meer informatie over de Xerox-printer en de printerserver of controller die deel uitmaakt van het afdruksysteem, is te vinden in de documentatie bij de betreffende systeemonderdelen. Klantondersteuning Voor servicebezoeken kunt u contact opnemen met het Xerox Welcome Centre.
2 XDS gebruiken Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de XDS-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows Millennium, XP, een Sunwerkstation met Solaris 2.6 of 2.8, of vanaf een Macintosh met OS X. In de vensters van de XDS-software kunt u een documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer zenden.
XDS gebruiken • De XDS Plus-software dient op het werkstation te zijn geïnstalleerd. Raadpleeg de “Installatiehandleiding” voor de procedures. • U dient te weten hoe u een document opslaat als PDLbestand door dit document naar bestand af te drukken; anders dient u te weten hoe u een geldig TIFF-, PDF- of ASCII-bestand maakt. XDS starten vanuit Windows De volgende stappen uitvoeren om de XDS-software weer te geven vanuit Windows: 1. Aanmelden bij uw netwerk. 2.
XDS gebruiken Windows-afdrukproces 1. Het XDS-venster openen. Het gedeelte “XDS-software gebruiken” raadplegen, in het voorgaande gedeelte. 2. Een printerwachtrij selecteren. Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” verderop in dit hoofdstuk raadplegen. 3. Een bestand selecteren dat u wilt afdrukken. Het gedeelte “Een bestand selecteren om af te drukken” verderop in dit hoofdstuk raadplegen. 4. De afdrukopdracht en de opdrachtkaart instellen.
XDS gebruiken OPMERKING: Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat meer informatie over het gebruik van de XDSsoftware. 3. In het venster Documentverzending een printertype selecteren in het menu Printertype. 4. [Standaardprinter gebruiken] selecteren in het menu Printerwachtrij. Als u Xerox-opdrachtkaarten wilt maken zonder af te drukken, selecteert u [Geen]. 5. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken. 6. [Afdrukken...] selecteren om de afdrukopdracht in te stellen. 7.
XDS gebruiken Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te drukken Er kan meer dan een opdracht worden geselecteerd en op het XDS-pictogram worden neergezet om deze uit te voeren. Voordat u het opdrachtpictogram sleept en neerzet, markeert u het aangewezen printerpictogram op het Bureaublad. OPMERKING: Dit dient de standaardprinter te zijn. Nadat de opdrachten zijn neergezet: 1. Het dialoogvenster waarin het type printer kan worden geselecteerd, wordt weergegeven.
XDS gebruiken Printertype en printerwachtrij selecteren Het menu Printertype bevat een overzicht van de beschikbare typen printers waarmee het document kan worden afgedrukt. In het pop-upmenu Printerwachtrij wordt bepaald of de opdracht en opdrachtkaart dienen te worden verzonden naar de printerwachtrij [Standaardprinter gebruiken] of dat de opdrachtkaart wordt gemaakt en opgeslagen voor gebruik op een later tijdstip ([Geen]). 1. In het pop-upmenu Printertype de gewenste printer selecteren. 2.
XDS gebruiken Er wordt een dialoogvenster met directory’s weergegeven. Wanneer u [Alleen tekstbestanden tonen] selecteert, wordt de directory gefilterd en worden alleen tekstbestanden weergegeven. 2. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken. Het bestand dient een van de door de printer ondersteunde formaten te hebben: PostScript, PDF, PCL, ASCII of TIFF, al naar gelang deze worden ondersteund door de printer. OPMERKING: De bestandsnamen dienen zo kort mogelijk te zijn.
XDS gebruiken Tijdens de installatie worden automatisch verscheidene nietaangesloten wachtrijen aan de lijst van printerwachtrijen toegevoegd. Deze wachtrijen worden gebruikt wanneer u niet op een printer bent aangesloten. Zie de Job Ticket Features Guide. Printer toevoegen Printers die u vaak gebruikt, kunnen worden opgenomen in een aangepaste printerlijst. De volgende procedure uitvoeren om een printerlijst te starten of toevoegingen erin op te nemen: 1.
XDS gebruiken Standaardprinter definiëren Nadat u een aangepaste lijst van printerwachtrijen heeft gemaakt, kunt u een standaardprinterwachtrij specificeren. De standaardwachtrij wordt automatisch geselecteerd wanneer de XDS-software wordt gestart. 1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster Printeraansluitingen wordt weergegeven. 2. In de keuzelijst Printers de naam van de printerwachtrij selecteren. 3. [Standaard] selecteren.
XDS gebruiken Printer verwijderen 1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster Printeraansluitingen wordt weergegeven. 2. In de keuzelijst [Printers] de printerwachtrij selecteren die u wilt verwijderen. 3. Selecteer [Verwijderen]. Het venster Deze optie bevestigen wordt weergegeven. 4. [Ja] selecteren om de naam van de printer te verwijderen. Indien u uw keuze wilt annuleren en terug wilt keren naar het venster Printeraansluitingen, selecteert u [Nee].
XDS gebruiken Printeraansluitingen controleren Wanneer de XDS-software wordt gestart, worden alle aangesloten printers gecontroleerd om na te gaan of de netwerkverbinding ingeschakeld en actief is. • Een netwerkpictogram vóór de naam van de printer geeft aan dat de netwerkaansluiting van die printer actief is.
XDS gebruiken 2-12 Afdrukken met Xerox Production Print Services
3 De XDS Plus-software gebruiken Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de XDS Plus-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows Millennium, XP, een Sunwerkstation met Solaris 2.6 of 2.8, of vanaf een Macintosh met OS X. In de vensters van de XDS Plus-software kunt u een documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer zenden.
De XDS Plus-software gebruiken Toegang tot de XDS Plus-software Het XDS Plus-venster geeft toegang tot alle opdrachtinstellings-, afdruk- en opdrachtbeheertaken die u kunt uitvoeren vanaf uw Windows-, Solaris- of Macintoshclient. U kunt toegang krijgen tot de XDS Plus-software vanuit bestanden op het werkstation of via het Internet wanneer u gebruikmaakt van het XDS Plus-onderdeel voor opdrachtverzending.
De XDS Plus-software gebruiken Toegang tot XDS Plus in Solaris De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus in Solaris te openen: 1. Aanmelden bij uw netwerk. 2. In File Manager dubbelklikken op het applicatiepictogram [XDS Plus] dat zich in de volgende directory bevindt: //Xerox_Applications/ XDS_Plus_Tool_Suite_/XDS_Plus/XDS_Plus 3. In het venster Actie: Uitvoeren dat wordt geopend [OK] selecteren. Het venster Uitvoeren wordt geopend. 4.
De XDS Plus-software gebruiken 3. Op de webpagina van de printer [Job Submission Applet] selecteren. 4. Wanneer dit de eerste keer is dat u XDS Plus start vanaf het Internet, wordt er een venster geopend waarin u wordt gevraagd of u de Java 2 Runtime Environment wilt downloaden. Selecteer [Ja]. 5. Er verschijnt een berichtvenster, waarin u wordt gevraagd te wachten terwijl XDS Plus een voor het Java-onderdeel geschikte browser laadt. Wachten totdat het XDS Plusvenster wordt geopend.
De XDS Plus-software gebruiken 5. Desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen door deze in te voeren in het tabblad Opdrachtaantekeningen. 6. Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden. OPMERKING: Tijdens het uitvoeren van de instellingsprocedures kunt u de cursor met de toets verplaatsen naar de volgende toets of het volgende tekstvak binnen het venster.
De XDS Plus-software gebruiken Printer en wachtrij selecteren In het venster Printer wijzigen kunt u een printer en een wachtrij selecteren voor de opdracht die u wilt uitvoeren, en kunt u de printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken.
De XDS Plus-software gebruiken – Opdrachten vrijgeven: Geeft aan of de wachtrij op dat moment is ingesteld om opdrachten vrij te geven of niet – Status: Wat de printer op dat moment doet, zoals “Afdrukken”, “Gestopt”, enz. OPMERKING: U kunt geen printers of wachtrijen toevoegen aan deze lijsten in het venster Printer wijzigen. De titel van elk gedeelte wordt voorafgegaan door een getal dat aangeeft hoeveel items er in de lijst staan die daar wordt weergegeven.
De XDS Plus-software gebruiken Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken U kunt informatie over printers en wachtrijen op de volgende manieren bekijken: • De naam van de printer of wachtrij selecteren in het venster Printer wijzigen. – Wanneer u een printernaam selecteert, worden in het deelvenster [Wachtrijen] van het venster Printer wijzigen uitsluitend de wachtrijen weergegeven die zijn ingeschakeld voor die printer.
De XDS Plus-software gebruiken Printer en wachtrij selecteren De volgende stappen uitvoeren om een printer en een wachtrij voor de opdracht te selecteren: 1. In het venster XDS Plus [Printer wijzigen] selecteren om het venster Printer wijzigen te openen. 2. Indien de gewenste wachtrij niet wordt weergegeven in het deelvenster [Wachtrijen], [Alle wachtrijen] selecteren. 3. In het deelvenster [Wachtrijen] de naam van de wachtrij selecteren waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
De XDS Plus-software gebruiken Printer en wachtrij selecteren In het venster Printer wijzigen kunt u een printer en een wachtrij selecteren voor de opdracht die u wilt uitvoeren, en kunt u de printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken.
De XDS Plus-software gebruiken OPMERKING: U kunt geen printers of wachtrijen toevoegen aan deze lijsten in het venster Printer wijzigen. De titel van elk gedeelte wordt voorafgegaan door een getal dat aangeeft hoeveel items er in de lijst staan die daar wordt weergegeven. Indien u echter een item selecteert in een van de tabellen, verandert het getal om het aantal voor dat item weer te geven.
De XDS Plus-software gebruiken Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken U kunt informatie over printers en wachtrijen op de volgende manieren bekijken: • De naam van de printer of wachtrij selecteren in het venster Printer wijzigen. – Wanneer u een printernaam selecteert, worden in het deelvenster [Wachtrijen] van het venster Printer wijzigen uitsluitend de wachtrijen weergegeven die zijn ingeschakeld voor die printer.
De XDS Plus-software gebruiken Printer en wachtrij selecteren De volgende stappen uitvoeren om een printer en een wachtrij voor de opdracht te selecteren: 1. In het venster XDS Plus [Printer wijzigen] selecteren om het venster Printer wijzigen te openen. 2. Indien de gewenste wachtrij niet wordt weergegeven in het deelvenster [Wachtrijen], [Alle wachtrijen] selecteren. 3. In het deelvenster [Wachtrijen] de naam van de wachtrij selecteren waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
De XDS Plus-software gebruiken 3-14 Afdrukken met Xerox Production Print Services
4 Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSPwebinterface Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het afdrukken met de DocuSP-webinterface op uw werkstation en het verzenden van een documentbestand via het web voor het afdrukken ervan op een Xerox-afdruksysteem. In de webinterface gebruikt u een browser om toegang te krijgen tot de vensters waarin u een documentbestand kunt selecteren, een opdrachtkaart kunt opstellen en een afdrukopdracht naar de printer kunt sturen.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface 5. De aard van de opdracht selecteren (afdrukken, opslaan of afdrukken en opslaan). Wanneer u een opslagfunctie kiest, dient u een opslaglocatie en bestandsindeling te selecteren. Raadpleeg het gedeelte “Aard van de opdracht aangeven”. 6. Het type van de paginabeschrijvingstaal (PDL) selecteren voor de afdrukopdracht. Wanneer u een [ASCII]-optie selecteert, een font, lettergrootte en tekstrichting selecteren. “Type PDL selecteren” raadplegen.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Afdrukopdracht instellen In het venster Opdrachtverzending in de webinterface kunt u de afdrukopdracht instellen door het maken of selecteren van een opdrachtkaart. Dit venster bestaat uit twee deelvensters: • Afdrukinstellingen: In dit vaste gedeelte aan de bovenkant van het venster Opdrachtverzending worden de geselecteerde printerwachtrij, het geselecteerde afdrukbestand en de toets [Afdrukken] vermeld.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Bij het verzenden van een opdracht kunt u de bijbehorende parameters op één van de volgende manieren instellen: • Alle gewenste parameters instellen die beschikbaar zijn in het venster Opdrachtverzending. Deze instellingen gelden alleen voor de huidige opdracht en worden niet bewaard als opdrachtkaartbestand. • De standaardopdrachtkaart op uw werkstation selecteren.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Afdrukken of opslaan selecteren In het veld [Afdrukopties] kunt u instellen of het huidige opdrachtsbestand dient te worden afgedrukt, opgeslagen, of afgedrukt en opgeslagen. Ook kunt u de bestandsindeling selecteren waarin de opdracht dient te worden opgeslagen. (Deze instellingen worden soms aangeduid als de “bestemming” van het afdrukbestand.) 1.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface 5. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en opslaan] in het menu [Indeling opgeslagen opdracht], de bestandsindeling selecteren waarin de opdracht dient te worden opgeslagen. De volgende indelingen zijn beschikbaar: Snel opnieuw afdrukken en Snel opnieuw afdrukken en DRI. OPMERKING: U kunt opgeslagen opdrachten niet vanuit de webinterface opnieuw uitvoeren.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Standaardopdrachtkaart voor de wachtrij selecteren Wanneer u de parameters wilt gebruiken van de standaardopdrachtkaart zoals deze zijn ingesteld op de controller van de wachtrij die u heeft geselecteerd, de volgende stappen uitvoeren: 1. De wachtrij en het af te drukken bestand selecteren. 2. [Standaardopdrachtkaart wachtrij herstellen] selecteren.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Standaardopdrachtkaart wijzigen U kunt de standaardopdrachtkaart die is opgeslagen op uw werkstation wijzigen en de aangepaste opdrachtkaart vervolgens opslaan. OPMERKING: U kunt de standaardopdrachtkaart niet gebruiken om extra opdrachtkaarten te maken. U heeft toegang tot slechts een opdrachtkaart voor uw werkstation. Elk werkstation kan een eigen standaardopdrachtkaart hebben.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface In de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven dat parameters die zijn opgegeven als wachtrijnegeringen op de controller van het afdruksysteem als eerste worden gebruikt als standaardinstellingen. Als er geen wachtrijnegeringen zijn opgegeven, worden parameters op eventuele speciale pagina’s gebruikt, enzovoort.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Paginabereik voor het afdrukken instellen De volgende stappen uitvoeren om een paginabereik voor afdrukken in te stellen: 1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het veld [Aantal] zichtbaar is. 2. Een van de volgende handelingen verrichten: • Het keuzerondje [Alle] selecteren indien u alle pagina's van het document wilt afdrukken. • Het keuzerondje [Bereik] selecteren indien u een paginabereik voor afdrukken wilt instellen.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface 2. Wanneer het gewenste papier niet in het menu wordt vermeld, klikken op de toets [Papier...] naast het menu Hoofdpapier om een lijst te openen met alle papiervarianten die op uw printer kunnen worden gebruikt. U kunt ook een papiervariant definiëren door [Nieuw] te selecteren in het venster Hoofdpapier. 3.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface • Papier: In dit gedeelte worden de printerpapiervarianten vermeld die zijn geassocieerd met de printer. De eigenschappen van deze printerpapiervarianten zijn ingevoerd in het venster van de gebruikersinterface van de printercontroller. • Gebruikerspapier: In dit gedeelte worden de naam en eigenschappen vermeld van een door de gebruiker gedefinieerd papier. U kunt per werkstation slechts één zelf gedefinieerd gebruikerspapier definiëren.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface • Keuzerondje Geselecteerd papier: Het papier voor de opdracht selecteren. Wanneer u deze optie selecteert, verschijnt de naam van het papier in het kader [Papier gebruikt in opdracht]. De naam van het papier verschijnt eveneens in het veld Hoofdpapier in het venster Opdrachtverzending.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Indien u het gewenste papier niet in het venster Papier ziet staan, kunt u het als zelf gedefinieerd gebruikerspapier toevoegen. Het gedeelte “Papier definiëren” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor de werkwijze voor het definiëren van nieuw gebruikerspapier. 3.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Wanneer u [Keuze] selecteert, worden de tekstvakken [Breedte] en [Hoogte] ingeschakeld, en kunt u zelf een breedte en hoogte (lengte) voor het papier invoeren. Standaardformaat: Het standaard materiaalformaat bij dit veld wordt bepaald door de maateenheid die is ingesteld in het venster Voorkeurinstellingen. (Het gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface 4. Wanneer u klaar bent met het instellen van de eigenschappen, op [OK] klikken in de rechter benedenhoek van het venster Gebruikerspapier om de wijzigingen door te voeren en het venster Gebruikerspapier te sluiten. De nieuwe papiervariant wordt nu weergegeven in het kader [Gebruikerspapier] in het venster Papier.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface OPMERKING: Wanneer aangepaste afwerking voor DocuTech 61xx en DocuPrint EPS-printers wordt ondersteund, is het mogelijk wijzigingen aan te brengen in een menu, zodat u zelf een afwerking kunt invoeren. Sets/stapels instellen Wanneer [Sets] is geselecteerd, worden de pagina's van elk exemplaar van het document in numerieke volgorde afgedrukt.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Geavanceerde toepassingen instellen Wanneer u door het venster Opdrachtverzending omhoog schuift, komt u een kader tegen met de naam “Geavanceerde toepassingen”. In dit kader kunt u beeldaanpassingsparameters instellen, zoals parameters voor kleuroptimalisatie, en u kunt informatie met betrekking tot de opdracht invoeren.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface • Beeldverschuiving voor kop/staart afdrukken: Voor kop/staart-, 1-zijdige- en 2-zijdige beeldverschuivingen de volgende richtlijnen aanhouden: – Voor zijde 1 geldt dat het beeld met een positieve x-waarde naar rechts en met een positieve y-waarde naar boven verschuift. – Voor zijde 2 geldt dat het beeld met een positieve x-waarde naar links en met een positieve y-waarde naar beneden verschuift.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface • Spiegel Y, X gelijk: Een verticale verschuiving waarmee de beelden aan beide zijden in tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en een horizontale verschuiving waarmee beide beelden voor beide zijden in dezelfde richting worden verplaatst. • X gelijk: Een horizontale verschuiving waarmee de beelden aan beide zijden in dezelfde richting worden verplaatst. De verticale beeldverschuiving is voor beide zijden onafhankelijk.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface OPI selecteren OPI (Open Prepress Interface) is een uitbreiding van de paginabeschrijvingstaal PostScript, waarmee u pagina’s kunt ontwerpen met beelden met lage resolutie en deze beelden vervolgens tijdens het afdrukken vervangen door beelden met een hoge resolutie.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Toonreproductiekrommen (TRC's) instellen In het menu Toonreproductiecurven kunt u een reeks van vier intensiteitsoverdrachtfuncties selecteren, voor cyaan, magenta, geel en zwart, om de intensiteit van de afdrukkleuren aan te passen. Het menu bevat een lijst van de overdrachtsfuncties die op de controller zijn gedefinieerd.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Wanneer u Overlappen selecteert, verschijnt het dialoogvenster Instelling Overlappen. Het aantal invoeren voor pixels voor snel scannen en pixels voor langzaam scannen, of de printerstandaardinstelling selecteren. Er wordt een diagram weergegeven als hulpmiddel bij het selecteren. • Zwart overdrukken: Hiermee voorkomt u dat de achtergrond van een zwart object verwijderd wordt wanneer deze op kleur wordt afgedrukt.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Voorbeeld: Indien een pastelkleur onder een drempelwaarde komt, kan deze worden afgedrukt als geen kleur indien als contrastwaarde 100 is gespecificeerd. • Verzadiging: Hiermee stelt u de hoeveelheid kleur in die bij het afdrukken van de inhoud wordt gebruikt. – Bij een waarde van -100 bestaat de afdruk uit grijstinten. – Bij een waarde van 100 bestaat de afdruk geheel uit heldere kleuren. – Bij een waarde van 0 (nul) blijft de afdruk ongewijzigd.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Extra kleurenparameters instellen In het venster Instellingen kleur-extra kunt u instellingen verrichten die de kleurkwaliteit binnen het document verbeteren, en bronkleurprofielen en uitvoerkleurparameters instellen. Voor het verrichten van de extra kleurinstellingen de volgende stappen uitvoeren: 1. In het XDS-venster [Kleur-extra] selecteren in het vak [Kleurtoepassingen]. 2.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Parameters van de afdrukkleuren instellen Het gedeelte [Afdrukkleurenprofiel] in het venster Instellingen kleur-extra bevat velden waarin u instellingen op een geavanceerd niveau kunt verrichten voor het aanpassen van de kleuren op de afdruk. In elk van de volgende velden kunt u een optie selecteren uit een menu of het selectievakje [Printerstandaardinstelling] selecteren, om de profielen te gebruiken die zijn ingesteld op de printercontroller.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface – Relatief colorimetrisch: Hiermee past u de afdrukkleuren zo aan dat rekening wordt gehouden met de verlichting bij het bekijken en met de witheid van het papier. Dit weergaveplan (beoogde weergave) is ook geoptimaliseerd voor logo’s en volvlakken, maar het maakt gebruik van aanvullende informatie over de kleurschakering en de verzadiging uit het bronprofiel voor het selecteren van de best passende kleur uit het kleurengamma van de printer.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Opdrachtgegevens invoeren Het gedeelte [Opdrachtaantekeningen] is het laatste gedeelte in het venster Opdrachtverzending. In dit gedeelte kunt u gegevens invoeren met betrekking tot de afdrukopdracht, zoals de naam van de opdracht, de namen van de afzender en de geadresseerde van de opdracht, een account voor het factureren van de opdracht, enzovoort.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface • Naam verzender: De naam van de gebruiker die de opdracht verzendt. In eerste instantie bevat dit veld de naam van de eigenaar van het bureaublad op het werkstation vanwaar de opdracht wordt verzonden. U kunt desgewenst een andere naam invoeren van maximaal 140 tekens. • Naam ontvanger: Hier kunt u desgewenst de naam invoeren van de persoon of groep die de afdruk ontvangt.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface • Eenheden: De maateenheid selecteren waarin afmetingen in de onderdelen van het venster Opdrachtverzending in de webinterface dienen te worden uitgedrukt. Op het keuzerondje klikken naast [Inches] of [Centimeters]. • Documentnaam als opdrachtnaam gebruiken: Hiermee wordt automatisch de naam van het documentbestand gebruikt als de naam van de opdracht in het venster Opdrachtaantekeningen.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface Bestand selecteren om af te drukken Voor het selecteren van een bestand voor afdrukken, de volgende stappen volgen: 1. In het vaste afdrukgedeelte van het venster Opdrachtverzending op de toets [Bladeren] klikken, aan de rechterkant van het veld [Bestandsnaam]. 2. In het venster Bestand kiezen het bestand opzoeken dat u wilt afdrukken, en dit vervolgens selecteren. 3. [Openen] selecteren.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface • Opdrachten in wachtrij: : Overzicht van de opdrachten die zich bevinden in de wachtrij die voor weergave is geselecteerd. U kunt door beide gedeelten schuiven om aanvullende opdrachtnamen en wachtrijnamen te zien. Voor het weergeven van statusgegevens voor de opdracht en wachtrij, de volgende stappen volgen: 1. In het venster Opdrachtverzending van de webinterface klikken op [Beheer].
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface – Afgebroken: Opdrachten waarvan het afdrukken is onderbroken, en die vervolgens zijn verwijderd zonder dat het afdrukken ervan is voltooid • Toets Bijwerken: Door op deze toets te klikken kunt u de lijst en status van de opdrachten en wachtrijen laten vernieuwen. Berichten bekijken U kunt de berichten bekijken van elke opdracht, wachtrij of printer die wordt vermeld in het venster Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface 4-34 Afdrukken met Xerox Production Print Services
5 Xerox PPD's en plug-ins Indien de Xerox-plug-in is geladen, gebruikt de Adobe PSprinterdriver deze plug-in in plaats van de Xerox PPD’s. Elke instelling op de opdrachtkaart zal de instellingen van de PPD onderdrukken. PPD’s en plug-ins op een Macintosh In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een Adobe PSprinterdriver met Xerox PPD's en Xerox-opdrachtkaart-plugin een document maakt en dit naar de Xerox-printer zendt om te worden afgedrukt, wanneer u een Macintosh-systeem gebruikt.
Xerox PPD's en plug-ins • Bij aanlevering aan een servicebureau worden de afdrukvereisten die zijn geselecteerd in de dialoogvensters van XDS genegeerd. U dient de vereisten op het servicebureau in te voeren op een gedrukte versie van het opdrachtaanvraagformulier. Afdrukopties selecteren Indien u de volgende procedure wilt gebruiken om de afdrukopties te selecteren, dient de Adobe PS-printerdriver te zijn geïnstalleerd en ingesteld. 1.
Xerox PPD's en plug-ins Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te drukken U kunt als volgt één of meer opdrachten selecteren met slepen-en-neerzetten: OPMERKING: Dit werkt niet op een Mac OS X, omdat die geen bureaubladprinters heeft. 1. Het pictogram selecteren van de opdracht die u wilt uitvoeren. 2. Het pictogram van het opdrachtbestand slepen en neerzetten op het pictogram van een bureaubladprinter om af te drukken.
Xerox PPD's en plug-ins PPD’s en plug-ins in Windows In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een printerdriver van een andere fabrikant en een Xerox PPD-bestand voor Windows een document maakt, en dit naar de Xerox-printer zendt om te worden afgedrukt. Aangezien de namen van menu's, dialoogvensters, toetsen, opdrachten, toepassingen en opties van toepassing tot toepassing kunnen verschillen, worden in dit gedeelte de meest gebruikelijke namen aangehouden.
Xerox PPD's en plug-ins Wanneer het document wordt aangeleverd aan een servicebureau of via een programma voor opdrachtverzending wordt aangeleverd, de poort [Bestand] gebruiken. Wanneer het document rechtstreeks vanuit een toepassing naar de printer wordt verzonden, de lokale poort gebruiken die op dat moment op de juiste netwerkwachtrij is aangesloten. [Afdrukken] selecteren in het menu Bestand om het afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven.
Xerox PPD's en plug-ins Tabel 5-2. Beschikbare selecties per printerdriver in dialoogvenster Eigenschappen Dialoogvenster Eigenschappen 2-zijdig/Type opdracht Originele Adobe- of Microsoft PS-driver voor Windows 95 met Xerox PPD-bestanden Microsoft PS-driver voor Windows NT 4.
6 Command Line Client gebruiken De Xerox Document Submission Command Line-software biedt u de mogelijkheid om vanaf een pc of Sun-werkstation afdrukopdrachten in te stellen en te verzenden door opdrachten in te voeren in een DOS- of UNIX-venster. In dit hoofdstuk worden de procedure en de syntaxis beschreven voor het invoeren van de afdruk- en opdrachtinstellingsopdrachten.
Command Line Client gebruiken Het DOS-venster van XDS Command Line wordt geopend, met daarin de prompt XDSCL>. U gebruikt nu XDS Command Line in de meervoudige opdrachtmode en kunt opdrachtinstellings- en afdrukopdrachten invoeren op de opdrachtregel achter deze prompt. Toegang tot XDS Command Line vanuit Solaris en Mac OS X De volgende stappen uitvoeren om XDS Command Line te starten vanuit Solaris: 1. Aanmelden bij uw netwerk. 2. De hoofdapplicatie met de naam Print gebruiken.
Command Line Client gebruiken De opdrachtmode Print gebruiken Wanneer u werkt in de enkelvoudige opdrachtmode, levert u instructies aan XDS Command Line door één opdracht in te voeren. Alle afdruk- en opdrachtinstellingsspecificaties die u kunt invoeren zijn parameters van die ene opdracht. Om toegang te krijgen typt u het volgende: Print -. Parameters van de opdrachtmode Print U kunt de volgende functies uitvoeren in de opdrachtmode Print.
Command Line Client gebruiken Lijst van de printerstatus: -ListP Wanneer u -Listp gebruikt samen met opties geeft u printerstatusinformatie weer Syntaxis Argument -ListP -v of -V Hiermee geeft u de printernaam, printerstatus, afleveringsstatus, printertype, netwerkadres van de printer, afleveringstype, afleveringsformaat en het serverprogramma voor elke printer weer. Argument -p of -P Hiermee geeft u uitsluitend voor de opgegeven printer printerstatusinformatie weer.
Command Line Client gebruiken Het aantal exemplaren instellen: -copies <#> Hiermee geeft u op hoeveel exemplaren van het document dienen te worden afgedrukt. Syntaxis Argument –copies <#> <#> Een cijfer dat het aantal exemplaren aangeeft dat dient te worden afgedrukt Het type opdracht instellen Hiermee geeft u aan welk type opdracht dit is: 1-zijdig, 2zijdig of kop-staart.
Command Line Client gebruiken Gebruikersnaam instellen Hiermee geeft u de gebruikersnaam van de verzender op. Syntaxis Argument -user De gebruikersnaam van de verzender invoeren als argument. Opdrachtstatus weergeven: -ListJob Hiermee geeft u de statusinformatie weer van opdrachten die naar de DocuSP-controller zijn verzonden. Wanneer er geen opties worden gespecificeerd, worden de laatste 40 opdrachten weergegeven.
Command Line Client gebruiken Argument • processing De opdracht die op dat moment wordt uitgevoerd. • completed De opdracht is voltooid. Een van de volgende berichten wordt weergegeven: Complete (voltooid), CancelledByOperator (geannuleerd door operateur), CancelledByUser (geannuleerd door gebruiker), CompleteWithWarning (voltooid met waarschuwing), CompleteWithErrors (voltooid met fouten), Rejected (verworpen) of Aborted (afgebroken).
Command Line Client gebruiken Wachtrijstatus: -ListQ Hiermee geeft u een lijst weer van beschikbare wachtrijen, alsmede de status van elke wachtrij. Syntaxis Argument -Listq -l of -L Hiermee geeft u de naam van de wachtrij, identificatienummer, status, voorrang, printernaam, printertype, netwerkadres en eventuele opmerkingen voor de betreffende wachtrij weer.
Command Line Client gebruiken Argument RegFileLoc -get Hiermee geeft u de locatie van het printerregistratiebestand weer. Argument RegFileLoc -help Hiermee geeft u Help-informatie over het gebruik weer. Afdrukken in de opdrachtmode Print De volgende stappen uitvoeren om een afdrukopdracht in de enkelvoudige opdrachtmode te verzenden: 1.
Command Line Client gebruiken • com.xerox.jxds.frontends.clc.application.JXDS -p/ rebar.ess.c.xerox.com/default -f ./golden.ps -jt ./ ticket.xpf • com.xerox.jxds.frontends.clc.application.JXDS -p/ rebar.ess.c.xerox.com/rebar -f ./golden.ps -jt ./ ticket.xpf “Parameters van de opdrachtmode Print” raadplegen voor meer informatie over de opdrachtstructuur. “Parameters van de opdrachtmode Print” eerder in dit hoofdstuk raadplegen voor een lijst van beschikbare parameters voor de opdracht Print.
Command Line Client gebruiken Tabel 6-1. Opdrachten en parameters van de opdrachtmode Print Parameter -Listjob Functie Statusinformatie weergeven voor opdrachten die naar de controller zijn verzonden Argumenten Definitie argument -server Geeft de status van de opgegeven controller weer.
Command Line Client gebruiken Tabel 6-1.
7 Xerox aangepaste PCLprinterdrivers In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de Xerox PCLprinterdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u een Windows- of Solaris-systeem gebruikt. De Xerox PCL-printerdrivers zijn PCL-drivers met door Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xeroxprinters.
Xerox aangepaste PCL-printerdrivers Document afdrukken met behulp van PCL-drivers In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de opties en toepassingen van de Xerox PCL-printerdrivers selecteert vanuit Windows- of Solaris-toepassingen. De procedure voor het oproepen van het hoofdvenster van de PCL-driver kan van Windows-toepassing tot Windowstoepassing verschillen. In dit gedeelte wordt de meest gebruikelijke procedure aangehouden.
Xerox aangepaste PCL-printerdrivers OPMERKING: Indien u een opdracht verzendt met een gedefinieerd paginabereik en de applicatie het afdrukken van een paginabereik ondersteunt, dient u het paginabereik in de applicatie in te stellen in plaats van in de Xerox-opdrachtkaart. Het instellen van het paginabereik in de applicatie levert een kleiner PDLbestand op. Voor meer informatie over opties en selectiemogelijkheden van opdrachtkaarten de opdrachtkaartopties eerder in dit document raadplegen.
Xerox aangepaste PCL-printerdrivers 7-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
8 Aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de aangepaste XeroxPostScript-printerdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u een Windows-, Macintosh- of Solaris-systeem gebruikt. De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers omvatten door Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xerox-printers.
Aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers Toepassingen De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers bieden de volgende toepassingen: • De mogelijkheid om rechtstreeks vanuit een applicatie af te drukken met de toepassingen van de Adobeprinterdriver en de ondersteunde printers • Toegang tot de items op de printeropdrachtkaart vanuit applicaties • In veel gevallen snellere verwerking dan bij de Microsoft PostScript-printerdriver, met name wanneer het document grafische afbeeldingen bevat.
Aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers Toepassingen en opties oproepen 1. In het menu [Bestand] van de Windows-applicatie [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] selecteren. Het venster [Afdrukinstellingen] wordt geopend. 2. Desgewenst de volgende parameters specificeren: • Aantal: De instelling voor het aantal afdrukken in het XDS-venster heeft voorrang op de instellingen voor de optie in dit venster. • Sets: Deze optie selecteren indien deze beschikbaar is.
Aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers Afdrukken starten Nadat alle opties en toepassingen voor de afdrukopdracht zijn geselecteerd, de vensters met instellingen van de opdrachtkaart sluiten en het afdrukken starten via het afdrukvenster van de Windows-toepassing. 1. [OK] selecteren om het instellingsvenster te sluiten. 2. [OK] selecteren om het venster [Afdrukinstellingen] te sluiten. 3. [OK] of [Afdrukken] selecteren in het venster [Afdrukopties] om het afdrukken te starten.
9 Opdrachtkaartopties Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het afdrukken van een document met de XDS- en XDS Plus-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows Millennium, XP, of een Sun-werkstation met Solaris 2.6 of 2.8. Vanaf een Macintosh OS 8.6, 9.x of OS in de Classicmode bij het gebruik van XDS. Wanneer XDS Plus wordt gebruikt, dient een Macintosh met OS X Native-mode te worden gebruikt.
Opdrachtkaartopties Venster Printerbeperkingen Indien de huidige opdrachtkaart parameters bevat die niet beschikbaar zijn op de geselecteerde printer, verschijnt het venster Printerbeperkingen. In dit venster kunt u standaardinstellingen toewijzen aan de aangegeven gebieden, of de bewerking annuleren. [Standaardinstellingen toekennen] selecteren om wijzigingen aan te brengen in de huidige opdrachtkaart of [Bewerking annuleren] selecteren om de bewerking te annuleren.
Opdrachtkaartopties In de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven dat parameters die zijn opgegeven als wachtrijnegeringen op de controller van het afdruksysteem als eerste worden gebruikt als standaardinstellingen. Als er geen wachtrijnegeringen zijn opgegeven, worden parameters op eventuele speciale pagina’s gebruikt, enzovoort. Opdrachtkaartopties instellen voor XDS In een opdrachtkaart geeft u een verzameling afdrukopties aan die door het systeem voor een opdracht wordt gebruikt.
Opdrachtkaartopties Venster Instellingen openen [Instellingen...] selecteren in het XDS-venster om het venster Instellingen te openen en daarin opdrachtkaartparameters aan te geven. OPMERKING: Het venster Printerinstellingen is niet beschikbaar op Macintosh-systemen. Toegang tot opdrachtkaarttoepassingen voor XDS Plus U kunt een groot aantal parameters instellen voor de afdrukopdracht die u wilt uitvoeren.
Opdrachtkaartopties 2. Het pictogram [Opdrachtinstellingen] selecteren. Het venster Bestanden wordt weergegeven, samen met een set andere tabbladen die toegang geven tot andere opdrachtparameters die u kunt opgeven. 3. Indien u een opdrachtkaart wilt gebruiken als basis voor een nieuwe, de toets [Openen] selecteren rechts van het veld [Opdrachtkaart] en naar de opdrachtkaart bladeren die u wilt gebruiken. 4. De andere opdrachtgegevens invoeren in het venster Bestanden.
Opdrachtkaartopties Opdrachtkaart instellen De opdrachtkaart bepaalt welke afdrukopties voor het afdrukken van het document dienen te worden gebruikt. In het dialoogvenster Opdrachtkaart kunt u een opdrachtkaart instellen voor het document dat u wilt afdrukken. Welke toepassingen in de vensters en keuzelijsten worden weergegeven, hangt af van de geselecteerde opdrachtkaartinstellingen en de printer waarmee wordt gewerkt, alsmede het platform dat wordt gebruikt.
Opdrachtkaartopties Het type opdracht selecteren Als de geselecteerde printer deze toepassing ondersteunt, worden mogelijk twee opties weergegeven in het veld [Type opdracht]. Selecteer een van de volgende mogelijkheden: • Standaard: Hierbij worden de opdrachtbeelden één voor één afgedrukt op afzonderlijke vellen papier. • Katern: Hierbij worden twee beelden naast elkaar afgedrukt op één vel papier. [Katern] is geschikt voor het maken van katernen of opdrachten op tabloid-formaat.
Opdrachtkaartopties OPMERKING: In de bovenstaande procedure kunnen nog andere stappen zijn opgenomen indien u een DocuColor-printer gebruikt. Het bestand wordt pas gemaakt nadat het door de printerserver of controller is verwerkt. Indien de afdrukopdracht in een wachtrij wordt geplaatst om te worden vastgehouden, wordt de opdracht pas verwerkt en het bestand pas gemaakt wanneer de afdrukopdracht naar de printer wordt verzonden.
Opdrachtkaartopties Het type document selecteren Het “type document” is de PDL (Page Description Language)-indeling van het document. U kunt als volgt het documenttype opgeven: 1. In het pop-upmenu Documentsoort een van de volgende beschikbare PDL-opties selecteren: PostScript, PDF, ASCII Text, TIFF of PCL. 2. Indien u [ASCII-tekst] selecteert, geeft het dialoogvenster extra opties weer die u dient op te geven. a. Het font selecteren in het menu ASCII-font. b.
Opdrachtkaartopties Speciale afwerking is beschikbaar voor sommige Xeroxprinters. Voor beschikbaarheid de “Handleiding Opdrachtkaarttoepassingen” raadplegen. Indien de aangesloten printer een printeroptiebestand ondersteunt, is een pop-uptoets beschikbaar. Wanneer deze wordt geselecteerd, worden de beschikbare speciale afwerkingsapparaten weergegeven.
Opdrachtkaartopties • [Horizontale beeldverschuiving]: Hiermee verplaatst u het beeld horizontaal op de pagina in portret- of landschaprichting. Met de pijl naar rechts verschuift u het beeld naar de rechterrand van de pagina en met de pijl naar links verschuift u het beeld naar de linkerrand van de pagina. • Verticale beeldverschuiving: Hiermee verplaatst u het beeld verticaal op de pagina in portret- of landschaprichting.
Opdrachtkaartopties 9-12 • Spiegel beide: Een horizontale en verticale beeldverschuiving waarbij de beelden op beide zijden in tegenovergestelde richting worden verschoven. [Spiegel beide] wordt vooral gebruikt bij 2-zijdige opdrachten. • Spiegel X, Y gelijk: Een horizontale verschuiving waarmee de beelden aan beide zijden in tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en een verticale verschuiving waarmee beide beelden in dezelfde richting worden verplaatst.
Opdrachtkaartopties Een afleveringslocatie selecteren In het dialoogvenster Opdrachtinstelling kunt u een afleveringslocatie selecteren. U dient er wel voor te zorgen dat het papier en het type afwerking die zijn geselecteerd, compatibel zijn met de aflevering die u selecteert.
Opdrachtkaartopties Welke velden in het dialoogvenster Opdrachtaantekeningen beschikbaar zijn, varieert, afhankelijk van het type printer. • Opdrachtnaam: De naam invoeren van het document dat u wilt afdrukken. Indien u een documentbestandsnaam automatisch in het veld [Opdrachtnaam] wilt plaatsen wanneer u dit dialoogvenster opent, gaat u als volgt te werk: 1. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken.
Opdrachtkaartopties OPMERKING: Het eerste teken in het accountveld mag geen spatie zijn. • Telefoon: Dit veld geeft uw telefoonnummer weer. Desgewenst kunt u een ander nummer invoeren van maximaal 19 cijfers. • Bericht op voorblad: In dit veld kunt u een bericht invoeren dat wordt afgedrukt op het voorblad van de opdracht. • Speciale instructies: In dit veld kunt u een opdrachtinstructie invoeren die bij het begin van de opdracht naar de operateur wordt doorgestuurd.
Opdrachtkaartopties Printerpapier dat vermeld staat in het bestand met printeropties dat kan worden gemaakt op systemen waarop XDS Plus wordt gebruikt, en vervolgens wordt gekopieerd naar het Macintosh-werkstation of gemaakt op het Mac OS X-systeem. Het gedeelte “Een bestand met printeropties maken” verderop in dit hoofdstuk raadplegen. • Gebruikerspapier: Papiervarianten die een gebruiker definieert en toevoegt aan de lijst papiervarianten.
Opdrachtkaartopties 4. Desgewenst stap 2 en 3 herhalen om nog meer papiervarianten te programmeren voor andere papiervarianten die voor de opdracht moeten worden gebruikt. Indien u bijvoorbeeld van plan bent vijf verschillende papiervarianten te gebruiken voor deze opdracht (voor het hoofdpapier plus omslagen, speciale pagina’s en blanco scheidingsvellen), dient u de specificatieprocedure vijf keer uit te voeren, voor papiervarianten 1 t/m 5 voor de huidige opdracht. 5.
Opdrachtkaartopties Papierdefinitie wijzigen U kunt de eigenschappen van een papiervariant in de ID-lijst bewerken en opslaan als gebruikerspapier of gebruiken voor de huidige opdrachtkaart. U wijzigt een papiervariant als volgt: 1. In het dialoogvenster Papier in het pop-upmenu ID het IDnummer selecteren van de papiervariant die u wilt wijzigen. De velden in het dialoogvenster Papier geven de eigenschappen van het geselecteerde papier weer. 2.
Opdrachtkaartopties Papiereigenschappen opgeven U kunt met behulp van het dialoogvenster Papier de beschrijvingen definiëren en opslaan van papiervarianten die u kunt gebruiken voor opdrachten of de eigenschappen wijzigen van een papiervariant. U kunt ook eigenschappen opgeven voor een tijdelijke papiervariant die u alleen voor de huidige opdracht wilt gebruiken en niet wilt opslaan. Tijdelijke papiervarianten worden gedefinieerd tijdens het programmeren van de opdracht.
Opdrachtkaartopties Papierkleur opgeven U kunt als volgt de kleur van het papier selecteren: 1. In het pop-upmenu Kleur een papierkleur of [Keuze] selecteren. 2. Indien u [Keuze] selecteert, wordt het dialoogvenster Keuze geopend. De naam van de keuzekleur invoeren. Deze naam kan uit maximaal 30 tekens bestaan. [OK] selecteren om het dialoogvenster Keuze te sluiten. OPMERKING: Indien u een DocuPrint NPS-printer gebruikt, een naam van maximaal 27 tekens invoeren.
Opdrachtkaartopties • Keuze: Een papiersoort die niet in het menu Type staat. De naam van de papiersoort kan maximaal 30 tekens hebben. Geen spaties gebruiken bij het invoeren van de naam van de zelf gekozen papiersoort. Indien u deze optie selecteert, wordt het dialoogvenster Keuze geopend. De naam van de keuze-papiersoort en [OK] selecteren om het dialoogvenster Keuze te sluiten.
Opdrachtkaartopties Alleen voor- of achteromslag opgeven Het is mogelijk om alleen een vooromslag of alleen een achteromslag aan de afdrukopdracht toe te voegen. De volgende stappen uitvoeren om slechts één omslag toe te voegen en de afdrukopties te selecteren: 1. Het pictogram [Omslagen...] selecteren in het dialoogvenster Opdrachtkaart. Het dialoogvenster Omslagen wordt geopend. 2. [Vooromslag] of [Achteromslag] selecteren in het popupmenu Omslagen.
Opdrachtkaartopties Voor- en achteromslag opgeven Het is mogelijk om zowel een vooromslag als een achteromslag aan de afdrukopdracht toe te voegen. De volgende stappen uitvoeren om beide omslagen toe te voegen en de afdrukopties te selecteren: 1. Het pictogram [Omslagen...] selecteren in het dialoogvenster Opdrachtkaart. Het dialoogvenster Omslagen wordt geopend. 2.
Opdrachtkaartopties 5. De zijden van de omslag selecteren waarop dient te worden afgedrukt. De beschikbare opties zijn [Geen], [Zijde 1], [Zijde 2] en [Beide zijden]. 6. Indien u [Voor- en achteromslag verschillend] heeft geselecteerd, herhaalt u stap 3 t/m 5 om de andere omslag te programmeren. 7. [OK] selecteren om de geprogrammeerde omslagen op te slaan en terug te keren naar het dialoogvenster Opdrachtkaart.
Opdrachtkaartopties a. Het papiernummer selecteren in het menu Papier in het dialoogvenster Speciale pagina's. De eigenschappen voor het papier worden weergegeven in het veld [Papier]. b. Indien u een andere papier-ID wilt selecteren of andere eigenschappen wilt opgeven voor het papiernummer, selecteert u het pictogram [Papier...] om het dialoogvenster Papier te openen. c.
Opdrachtkaartopties d. [OK] selecteren om het dialoogvenster Beeldverschuiving te sluiten. De specificaties worden weergegeven in het veld Beeldverschuiving (alleen-lezen) in het dialoogvenster Speciale pagina’s. • Kleur: Indien de printer fullcolour afdrukken ondersteunt en u wilt kleurenbron- en afdrukparameters opgeven voor de speciale pagina's, gaat u als volgt te werk: a. In het veld [Kleur] het selectievakje [Opdrachtinstellingen gebruiken] uitschakelen. b.
Opdrachtkaartopties Speciale pagina’s bekijken of wijzigen De volgende stappen uitvoeren om een speciale pagina of een bereik van speciale pagina’s weer te geven of te wijzigen: 1. Het pictogram [Speciale pagina’s...] selecteren in het dialoogvenster Opdrachtkaart om het dialoogvenster Speciale pagina’s te openen. 2. In de keuzelijst [Gedefinieerde bereiken] het bereik van speciale pagina’s selecteren dat u wilt bekijken of wijzigen.
Opdrachtkaartopties Instellingen in de velden van Kleur Het dialoogvenster Kleur bevat verscheidene kleurvelden waarin u een aantal wijzigingen kunt doorvoeren in de manier waarop de gekleurde delen van de opdracht worden afgedrukt. U kunt de volgende specificaties invoeren in de kleurvelden: • Afdrukken in: Hiermee selecteert u afdrukken in kleur of monochroom (grijswaarden) voor de opdracht. • Trapping (overlapping): Hiermee compenseert u voor verkeerde registratie die plaatsvindt op de printer.
Opdrachtkaartopties – Een contrastwaarde van -100 resulteert in een uitvoer die eruitziet als een effen, halfgrijs vlak. – Bij een contrastwaarde van 100 gebruiken de afdrukkleuren ofwel fullcolour ofwel geen kleur voor cyaan, geel, magenta en zwart, afhankelijk van de inhoud van het oorspronkelijke beeld. Voorbeeld: Indien een pastelkleur onder een drempelwaarde komt, kan deze worden afgedrukt als geen kleur indien als contrastwaarde 100 is gespecificeerd.
Opdrachtkaartopties Bronkleurprofielen instellen Het dialoogvenster Kleur bevat ook een toets [Bronkleur], waarmee u het dialoogvenster Bronkleur opent. In dit dialoogvenster kunt u nauwkeurig de juiste bron identificeren voor kleur in het document.
Opdrachtkaartopties Parameters van de afdrukkleuren instellen Met de toets [Kleurenafdruk] in het dialoogvenster Kleur opent u het dialoogvenster Instellingen afleveringskleur, waarin u geavanceerde specificaties kunt opgeven waarmee u de afdrukkleuren kunt aanpassen. De volgende velden zijn beschikbaar: • Veld Profiel: In dit veld kunt u kiezen uit twee typen profielen: Bestemming en Emulatie.
Opdrachtkaartopties • Op waarneming gebaseerd: Dit wordt ook wel “fotografische weergave” genoemd. Hiermee past u de afdrukkleuren aan om gebruik te kunnen maken van het volledige kleurenbereik dat de printer ondersteunt, terwijl u toch de kleurrelaties behoudt. Met deze weergave krijgt u de meest realistische weergave. • Puur: Hetzelfde als de weergave-opzet Verzadiging, maar met minder halftonen voor gekleurde tekst.
Opdrachtkaartopties Markeringskleurparameters instellen Bij printers waarop markeringskleur wordt ondersteund kunt u met het dialoogvenster Instellingen markeringskleur de markeringskleur opgeven, aangeven wat het systeem dient te doen wanneer de opgegeven kleur niet op de printer is geïnstalleerd en de extractiekleur en het weergave-algoritme opgeven voor het afdrukken van de kleuren die in de opdracht zijn gespecificeerd.
Opdrachtkaartopties Extractiekleur opgeven Wanneer een afdruksysteem met markeringskleur een kleurenopdracht ontvangt, wordt de opdracht afgedrukt met de kleur inkt die op de printer is geïnstalleerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een effen kleur en een verscheidenheid aan gradaties (kleur plus zwart) en tinten (kleur plus wit).
Opdrachtkaartopties • Kleurtabellen: Met deze optie worden de kleuren afgedrukt aan de hand van voorgedefinieerde kleurtabellen. De kleurtabellen zijn alleen van toepassing op rode, groene en blauwe toner. • Automatisch: Het algoritme Afbeelding wordt gebruikt voor ingesloten afbeeldingen en het algoritme Presentatie voor tekst, lijnen en vulgebieden. Deze optie is de standaardinstelling.
Opdrachtkaartopties 5. Een papiervariant aangeven voor de blanco invoegingen. a. In het pop-upmenu Papier het nummer selecteren van het papier dat dient te worden gebruikt voor de blanco pagina's. De eigenschappen voor het papier worden weergegeven in het veld [Papier]. Hoeveel papiervarianten beschikbaar zijn, hangt af van het beschikbare printertype. b.
Opdrachtkaartopties Invoegingen wijzigen De volgende stappen uitvoeren om een blanco invoeging te wijzigen: 1. Het pictogram [Invoegingen...] selecteren in het dialoogvenster Opdrachtkaart om het dialoogvenster Invoegingen te openen. 2. In de keuzelijst dubbelklikken om de invoeging te selecteren die u wilt wijzigen. De eigenschappen van de invoeging worden weergegeven in de velden in het dialoogvenster Invoegingen. 3. De gewenste wijzigingen in de invoeging aanbrengen en [Wijzigen] selecteren. 4.
Opdrachtkaartopties Begin hoofdstuk opgeven Met de optie [Begin hoofdstuk] kan een bepaalde pagina worden aangegeven als de eerste pagina van een hoofdstuk of gedeelte in de afdrukopdracht. Deze pagina wordt altijd afgedrukt op de eerste zijde van een 2-zijdige pagina. Wanneer het geselecteerde beeld de achterzijde van een 2zijdige pagina is, wordt een blanco beeld voor de achterzijde van de pagina ingevoegd en wordt het geselecteerde beeld verplaatst naar de eerste zijde van de volgende pagina.
Opdrachtkaartopties Beginpagina van een hoofdstuk verwijderen De volgende stappen uitvoeren om de beginpagina van een hoofdstuk te verwijderen: 1. Het pictogram [Begin hoofdstuk...] selecteren in het dialoogvenster Opdrachtkaart. 2. In de keuzelijst [Pagina] het paginanummer selecteren dat u wilt verwijderen. 3. Selecteer [Verwijderen]. Het geselecteerde nummer van de beginpagina van het hoofdstuk wordt verwijderd uit de keuzelijst [Pagina]. 4.
Opdrachtkaartopties Afdrukbestand selecteren U kunt een van de volgende methoden gebruiken om een bestand te selecteren dat afgedrukt dient te worden: • Het bestand selecteren in een mapvenster. • Het bestand selecteren in Windows Verkenner en vervolgens naar de XDS-toepassing slepen en daar neerzetten. Het bestand wordt rechtstreeks naar de printer gezonden. • Via de opdrachtregel. • Het bestand selecteren in het menu Bestand, waarin de vier laatst geopende bestanden worden weergegeven.
Opdrachtkaartopties Opgeslagen opdrachten opnieuw uitvoeren Met behulp van Opnieuw afdrukken kan een opdracht die is opgeslagen op een bepaalde locatie opnieuw worden uitgevoerd. OPMERKING: Met deze functie voert u niet opnieuw een opdracht af die al is uitgevoerd. Alleen opgeslagen opdrachten kunnen “opnieuw worden uitgevoerd”. Met [Opnieuw afdrukken] voert u de opgeslagen opdracht in feite voor de eerste keer uit.
Opdrachtkaartopties 1. In het veld [Document] van het XDS-venster de naam van het document dat u opnieuw wilt afdrukken invoeren of bladeren om de naam te zoeken en weer te geven. Wanneer de opslagdirectory de standaardopslaglocatie op de DocuSP-controller is, hoeft geen bronpad te worden ingevoerd. Wanneer de brondirectory afwijkt van de standaardopslagdirectory, dient het pad voor de opslagdirectory te worden ingevoerd. OPMERKING: Er wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters.
Opdrachtkaartopties Alle opdrachtkaartparameters kunnen worden gewijzigd, met uitzondering van het PDL-type, dat is ingesteld als de printerstandaardinstelling. 1. In het veld [Document] van het XDS-venster de naam van het document dat u opnieuw wilt afdrukken invoeren of bladeren om het pad te zoeken en weer te geven. Wanneer de opslagdirectory de standaardopslaglocatie op de DocuSP-controller is, hoeft geen bronpad te worden ingevoerd.
Opdrachtkaartopties Opdrachtstatus controleren Wanneer u de opdrachtstatus wilt controleren van een opdracht die naar een Novell-printerwachtrij is gezonden, gebruikmaken van het NetWare-hulpprogramma PCONSOLE. De volgende stappen uitvoeren om de Novellprinterwachtrij weer te geven: 1. Bij de DOS-prompt PCONSOLE invoeren. 2. [Printerwachtrij-informatie] in het menu Beschikbare opties selecteren en op drukken. (Het is mogelijk dat u geen toegang heeft tot sommige opties in PCONSOLE.) 3.
Opdrachtkaartopties • • • Versleepte documentbestanden afdrukken: Hiermee maakt u afdrukken via slepen en neerzetten in een actieve XDS-applicatie mogelijk. Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van de huidige opdrachtkaart en de geselecteerde printerwachtrij of de standaardprinterwachtrij. Wanneer deze optie niet is geselecteerd, wordt het bestand het huidige geselecteerde documentbestand.
Opdrachtkaartopties Bestand met printeropties instellen In het bestand met printeropties worden alle kenmerken en opties vermeld van de printer waarvoor het bestand is samengesteld. Dit bestand kan worden opgeslagen op het werkstation en is toegankelijk voor andere clients die mogelijk niet de printer rechtstreeks kunnen benaderen voor informatie met betrekking tot de mogelijkheden. OPMERKING: In XDS voor Windows is het bestand met printeropties alleen beschikbaar voor de DocuColor 2045, 2060 en iGen3.
Opdrachtkaartopties Bestand met printeropties genereren in XDS Plus De volgende stappen uitvoeren om met behulp van XDS Plus een bestand met printeropties te genereren voor XDS: 1. XDS Plus installeren en openen op een van de systemen die dit ondersteunen. De Handleiding voor opdrachtverzending met XDS Plus raadplegen voor de installatieprocedure. 2. In het venster van XDS Plus de optie [Beheer] selecteren. 3. Indien nodig het tabblad [Status] selecteren om het statusvenster weer te geven. 4.
Opdrachtkaartopties De XDS Plus-software afsluiten 9-48 De XDS-software afsluiten en terugkeren naar de Windowsomgeving: 1. In het venster van XDS Plus de optie in het menu Bestanden de optie [Afsluiten] selecteren. Het venster van XDS Plus wordt gesloten.