Operation Manual

Instructies voor de installateur
Uitmonding van het eindstuk in een gevel nabij een hoek- aangrenzend gevelvlak zonder wandopeningen
In het grijs getinte deel mogen geen ramen of deuren uitmonden.
De afstanden tussen een eindstuk in een gevel nabij een hoek met een aangrenzend gevelvlak waarin zich geen
wandopeningen bevinden en vensters of deuren die kunnen geopend worden, worden als volgt bepaald:
• Als het aangrenzend gevelvlak kleiner is dan 0.5m (waarde w) of de horizontale lengte tussen de uitmonding en het gevelvlak
is groter dan 5m (waarde e) dan gelden de richtlijnen van een uitmonding in een vlakke gevel.
• Is de lengte van het aangrenzend gevelvlak groter of gelijk aan 0.5m en tevens kleiner of gelijk aan 1m (waarde w) dan moet
de horizontale lengte tussen de uitmonding en een raam (ventilatieopeningen) groter of gelijk aan 0.5m (waarde a) en tevens
moet de horizontale lengte tussen de uitmonding en het aangrenzend gevelvlak groter of gelijk zijn dan 0.5m (waarde e).
• Is de lengte van het aangrenzend gevelvlak groter dan 1m (waarde w), dan is de horizontale lengte tussen de uitmonding en
een raam (ventilatieopeningen) groter of gelijk aan 0.75m (waarde a) en tevens moet de horizontale lengte tussen de
uitmonding en het aangrenzend gevelvlak groter of gelijk aan 1m (waarde e).
Uitmonding van het eindstuk in een gevel nabij een hoek- aangrenzend gevelvlak met wandopeningen
In het grijs getinte deel mogen geen ramen of deuren uitmonden.
De afstanden tussen een eindstuk in een gevel nabij een hoek met een aangrenzend gevelvlak waarin zich wandopeningen
bevinden en vensters of deuren die kunnen geopend worden, worden als volgt bepaald
• Is de lengte van het aangrenzend gevelvlak (waarde w) kleiner dan 0.5m of de horizontale lengte tussen de uitmondingen en
het aangrenzend gevelvlak groter dan 5m dan gelden de richtlijnen voor een uitmonding in een vlakke gevel.
35