Installation Instructions

21
7 Onderhoud
7.1 Veiligheidsaanwijzingen voor onderhoud
Onvakkundig uitgevoerde onderhouds- en
herstellingswerkzaamheden kunnen zware
ongevallen tot gevolg hebben. Personen
kunnen daarbij zwaar gewond of gedood
worden. Onderstaande veiligheidsrichtlijnen
dienen absoluut in acht te worden genomen.
Verbrandingsgevaar
Bepaalde bouwdelen van de brander (b.v.
vlamkop, branderflens, enz.) warmen op
tijdens de werking. Laten afkoelen vooraleer
servicewerken uit te voeren.
Personeelskwalificatie
Onderhouds- en herstellingswerken mogen alleen
uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel, dat
hiervoor over de nodige vakkennis beschikt.
Voor alle onderhouds- en herstellingswerken :
1. Hoofd- en gevaarschakelaar van de installatie afzetten.
2. Brandstofafsperorganen sluiten.
3. 7-polige aansluitstekker van de ketelsturing uittrekken.
Na alle onderhouds- en herstellingswerken :
1. Functiecontrole.
2. Controle van de rookgasverliezen, alsook van de
CO
2
-/O
2
-/CO-waarden en roetgetal.
3. Meetprotocol opstellen.
In gevaar brengen van de bedrijfsveiligheid
Herstellingswerken aan onderstaande bouwdelen mogen
enkel door de fabrikant of door zijn
gevolmachtigde uitgevoerd worden :
vlamvoeler
verbrandingsmanager
magneetventiel
servomotor
GEVAAR
7.2 Onderhoudsplan
Onderhoudsinterval
Volgens het K.B. van 1978 moet de ganse installatie
(brander, generator en schoorsteen) minstens
- éénmaal per jaar -
door een erkend technicus onderhouden worden.
Controle en reiniging
ventilator en luchttoevoer (zie hfst. 7.8 en 7.9)
ontstekingsinrichting (zie hfst. 7.4 en 7.5)
vlamkop en stuwschijf (zie hfst. 7.5)
vuilzeef
oliepompfilter
luchtklep (zie hfst. 7.10)
vlamvoeler
verstuiverfilter resp. verstuiver (zie hfst. 7.3)
olieslangen
Functiecontrole
in bedrijf gaan van de brander met werkingscyclus
(zie hfst. 5.5)
ontstekingsinrichting
oliedrukvoeler (indien beschikbaar)
vlamcontrole
pompdruk en aanzuigvacuüm van de pomp
dichtheidscontrole van de olievoerende bouwdelen
GEVAAR
7