Operation Manual

4.7.15 Ruimtevorsttemperatuur instellen
De parameter ruimtevorsttemperatuur heeft een directe invloed op de verterktempe-
ratuur.
De ingestelde temperatuur is niet de werkelijke ruimtetemperatuur in geval van vor-
stbeveiliging. De afwijking is bij correct ingestelde steilheid heel miniem.
Als de werkelijke ruimtetemperatuur in geval van vorstbeveiliging onder de kritische
waarde daalt, ruimtetemperatuur verhogen.
Een te hoog ingestelde ruimtevorsttemperatuur verbruikt in geval van vorstbeveiliging
onnodig energie.
Gebruikersmenu activeren (zie hfst. 4.5).
Op functietoets
Instelling #1
drukken.
Het menu
Instelling #1
wordt weergegeven.
Met de draaiknop naar het 2de menublad bladeren.
Op functietoets
Ruimtevorsttemp
drukken.
De parameter
Ruimtevorsttemp
verschijnt.
Met de draaiknop de gewenste waarde instellen en met functietoets
OK
opslaan.
-
+
02
Instelling #1
Ruimtevorsttemp 118
Ruimtevorsttemp 10.0°C
Zo/Wi omschakel. 20.0
Einde
Einde
Standard
OK
4.0°C - 16.0°C
10.0°C
4.7.16 Zomer/Winter-omschakeling instellen
Als de ingestelde temperatuur hoger ligt dan de gemiddelde buitentemperatuur, dan
is enkel nog de warmwatermodus actief. De stookkring wordt uitgeschakeld.
Gebruikersmenu activeren (zie hfst. 4.5).
Op functietoets
Instelling #1
drukken.
Het menu
Instelling #1
wordt weergegeven.
Op functietoets
Zo/wi omschakel.
drukken.
De parameter
Zo/wi omschakel.
wordt weergegeven.
Met de draaiknop de gewenste waarde instellen en met functietoets
OK
opslaan.
-
+
02
Instelling #1
Ruimtevorsttemp 118
Ruimtevorsttemp 10.0°C
Zo/Wi omschakel. 20.0
Einde
Einde
Standard
OK
4.0°C - 16.0°C
10.0°C
Bedieningsrichtlijnen
Afstandsbedieningseenheid WCM-FS 2.0
4 Bediening
83277707 • 1/2012-04 • La
34-46