Operation Manual
Met het uitschakelen van het verwarmingsapparaat wordt de doseerpomp uitge-
schakeld en daarmee de brandstoftoevoer onderbroken. De verbranding wordt
beeindigd. Het kontr6IeIampje gaat uit. De motor en de daaraan gemonteerde delen
(verwarmings- en verbrandingsIuchtventiIator) bIijven net zo Iang draaien
(naloop- of nakoelperiode) tot de automaatkast deze uitschakelt.
Indien tijdens de naloopperiode de instaIIatie weer wordt ingeschakeId, zal het
apparaat eerst de naloopperiode afmaken, alvorens weer automatisch te starten.
3.4 Uitschakeling bij storing.
3.4.1 Storingsuitschakeling door de veiIigheidschakeIaar
(niet in scheepsuitvoering).
Deze microschakelaar (17) onderbreekt de brandstoftoevoer en schakelt daarmee
het verwarmingsapparaat uit, wanneer dit niet meer goed op het statief vastzit,
het voorkomt de mogelijkheid dat uitlaatgassen het interieur kunnen binnen-
dringen.
Bij oververhitting, veroorzaakt door
b.v.
onvoldoende toevoer van de te
verwarmenlucht, wordt de WEBASTO uitgeschakeld door de temperatuurbegrenzer-
thermostaat (5).
Na opheffing van de storing, afkoeling van de instaIIatie en indrukken van de
hersteIknop op de temperatuurbegrenzer thermostaat, kan de Iuchtverwarmer weer
in gebruik worden gesteld.
Indien tijdens het in bedrijf zlJn de verbranding van het brandstofluchtmengsel
wegvaIt,
b.v.
door tijdeIijke onderbreking van de brandstoftoevoer, dan
schake It het verwarmingsapparaat met naloop uit. Via de automaatkast zal
automatisch een nieuwe start volgen.
Meldt de vIambewaker na het inschakelen en de daarop aansluitende 30 sekonden
voorgloeiperiode "Iicht", dan gaat de automaatkast in storing. Er voIgt geen
naloopperiode.
Wanneer de schakelaar op de stand ventilatie wordt gezet, dan wordt de
elektromotor en daarmee de verwarmingsIuchtventiIator ingeschakeld. Het inschake
kontr6IeIampje gaat niet branden.