Operation Manual
De brandstof voor het verwarmingsapparaat wordt uit de brandstoftank van het
voer- of vaartuig of uit een aparte brandstoftank onttrokken. Een speciale
tankaansluiting is leverbaar, die bovenin de bestaande brandstoftank kan worden
geinstalleerd zonder deze af te tappen. De zuigbuis van de tankaansluiting moet
zo nodig worden ingekort, zodat deze tot 1
a
2 cm boven de bodem van de tank
reikt. De buis moet schuin worden afgezaagd.
Eveneens is het mogelijk het speciaal bijgeleverde T-stuk in de brandstof-
retourleiding te monteren i.p.v. een aparte tankaansluiting te maken. In dit
geval is de inbouwhoek belangrijk, welke in afb.8 wordt aangegeven. Men dient
zich er wel van te overtuigen, dat de retourleiding voldoende diep in de tank
steekt.
Afb. 8 - Toelaatbare
inbouwstanden T-stuk
- Voertuigen met carburateurs.
De brandstofaansluiting naar de impulspomp wordt via het speciaal
meegeleverde T-stuk gemaakt in de brandstof toe- of retourleiding
(mits deze diep genoeg in de tank steekt). Het T-stuk moet dusdanig
worden gemonteerd dat eventuele luchtbellen in de benzineleiding vanzelf
naar de benzinetank terugvloeien (zie afb. 8).
- Voertuigen met benzine-injectie.
De druk in de te onderbreken benzineleiding mag nooit meer zijn dan
+ 1,5 bar. Bij voorkeur, om de kans op benzine-lekkage uit te
sluiten, dient gekozen te worden voor een benzineleiding die niet
onder druk staat. Er dient daaromallereerst vastgesteld te worden of de
benzinepomp in of buiten de tank is gemonteerd. Wanneer de pomp in de
tank is gemonteerd, kan het T-stuk in de benzine-retourleiding worden
geplaatst, mits deze leiding diep genoeg in de tank steekt. Gebruik van
een aparte tankaansluiting is natuurlijk ook mogelijk. Wanneer de benzine-
pomp niet in de tank is gemonteerd, kan men een aansluiting tussen de pomp
en de tank maken. Er dient aandacht te worden besteed aan warmte-storende
invloeden en de juiste montage-stand van het T-stuk zoals reeds eerder
onder 4.4.2 is beschreven.