~WebastoHandleiding Maart 1989 .
;-;rlou [,vTltict?5 ti1JCft!a hG d~~1:J ()1!8J&-#6~J/k£4i! Itt 6f1tI/4e n 4-, (ScrVGefS, /11 c/us!:-rl('we012 2., INHOUDSOPGAVE bIz. 3: bIz. 4: bIz. 5: bIz. 6: bIz. 7: bIz. 8: bIz. 9: bIz. 10: bIz. 11 : bIz. 12 : bIz. 13 : bIz. 14 : bIz. 15 : bIz. 16: bIz. 17: bIz. 18 : bIz. 19 : Beschrijving verwarming. van de werking, Elektrische aansluiting, schakeIkIok, mechanische inschakeIen, voorschakelweerstand, ruimtethermostaat.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 15. 16. 17. Verwarmingsluchtwaaier Elektromotor met verbrandingsluchtwaaier Gloeispiraal Vlambewaker Temperatuurbegrenzer thermostaat met herstelknop Branderbus Warmtewisselaar Automaatkast Digitale schakelklok Uitlaatgasdemper Warmtegeleider (alleen bij diesel-uitvoering) Uitlaatpijp Verdampingsvlies Doseerpomp Verbrandingsluchttoevoer Micro-schakelaar.
Het verwarmingsapparaat HL32D resp. HL32B heeft tot doel het interieur van voeren vaartuigen te verwarmen en de ramen daarvan te ontdooien, b.v. : de kabines van vrachtwagens, ambulances, kombi's, laadruimtes van bestel- en vrachtwagens, zeil- en motorjachten en bedrijfsvaartuigen. Het apparaat wordt aangesloten op het bestaande brandstofsysteem en op de elektrische installatie van het voer- of vaartuig.
Afm.automaatkast * (tol.+ 2 mm) met bevestiging Gewicht Gewicht Gewicht verwarmingsapp. automaatkast doseerpomp lengte breedte hoogte mm mm mm 117 (* 117 ) 102 (* 150 ) 43,5) 36 ( kg kg kg 5,9 0,27 0,35 Elektrische delen : Automaatkast, motor, doseerpomp, digitale klok en gloeilampje zijn in 12- of 24-volts uitvoering. De vlamthermostaat, temperatuurbegrenzer, gloeispiraal (met voorschakelweerstand 0,6 Ohm in de 24-volts uitvoering) en schakelaar zijn bij de 12- en 24-volts apparaten gelijk.
Met het uitschakelen van het verwarmingsapparaat wordt de doseerpomp uitgeschakeld en daarmee de brandstoftoevoer onderbroken. De verbranding wordt beeindigd. Het kontr6IeIampje gaat uit. De motor en de daaraan gemonteerde delen (verwarmings- en verbrandingsIuchtventiIator) bIijven net zo Iang draaien (naloop- of nakoelperiode) tot de automaatkast deze uitschakelt.
10 I ~'-i-'-.V-, --~,. J------- - I 0-150 I 'I 0-900 IV 0-900 . 0-900 ~~@ (pas. 7) 90° -Et ~ 90° (pas. 6) ~i/ 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. verwarmingsapparaat statief bevestigingsbouten dichtring uitlaatbocht dichtring inlaatbocht brandstoftoevoer uitlaatbocht inlaatbocht pakkingplaat uitlaatdemper kabelboom brandstoftoevoer benodigde ruimte voor onderhoud toelaatbare inbouwhoek Afb.2.
Voor de inbouw van het verwarmingsapparaat dient een plaats in de onmiddellijke omgeving van de te verwarmen ruimte te worden gekozen. De installatie dient beschermd te worden tegen vuil en water d.m.v. een beschermplaat of een inbouwkast (Afb.3A). Bij inbouw in een gesloten ruimte dient voor voldoende venti lalatie met de buitenlucht te worden gezorgd. Het apparaat is goedgekeurd om direkt in de te verwarmen ruimte te worden gemonteerd (autobussen uitgesloten, zie 6.2).
1. 2. 3. 5. batterij zekeringskast digitale schakelklok automaatkast verwarmingsapparaat 3. automaatkast 4. bedieningspaneel 5. interieurthermostaat (optie) 6. uitlaatgasdemper (optie) 7. huiddoorvoer met pakkingset 1. 6. 7. 8. 9. brandstofaansluiting doseerpomp uitlaatgasdemper (optie) verwarmingsapparaat 12. 13. 14. 15. 16. 17.
De doseerpomp is een gekombineerde brandstofopvoeren doseringspomp. De montage dient speciaal bij de benzine - uitvoering op een koele plaats te geschieden (dus niet bij de motor) en zal veelal in de nabijheid van de tank geschieden. De toelaatbare omgevingstemperaturen tijdens het in bedrijf 0 0 zijn: - 40 tot + 40 C. Om geluidsoverdracht te voorkomen, dient het doseerpompje middels de bijgeleverde trillingsdempers en rubberband flexibel te wordengemonteerd.
De brandstof voor het verwarmingsapparaat wordt uit de brandstoftank van het voer- of vaartuig of uit een aparte brandstoftank onttrokken. Een speciale tankaansluiting is leverbaar, die bovenin de bestaande brandstoftank kan worden geinstalleerd zonder deze af te tappen. De zuigbuis van de tankaansluiting moet zo nodig worden ingekort, zodat deze tot 1 a 2 cm boven de bodem van de tank reikt. De buis moet schuin worden afgezaagd.
~ De benodigde verbrandingslueht mag in geen geval uit een ruimte worden betrokken, waarin zieh personen bevinden. De verbrandingsluehtaanzuigopening moet zo geplaatst worden, dat deze niet kan vervuilen, geen uitlaatgassen kan aanzuigen en geen water kan binnendringen. Is het apparaat in een gesloten ruimte geplaatst, dan is er 2en minimale opening benodigd voor toevoer van verbrandingslueht van 10 em .
5.1 De Webasto verwarmer kan bediend worden met een schakelaar of met een digitale schakelklok en/of een telestart (afstandsbediening). In alle gevallen kan tevens een ruimtethermostaat ("maak kontakt") worden opgenomen, welke het apparaat bij het bereiken van de ingestelde waarde op half last zal schakelen. Deze funktie kan natuurlijk ook door een trek/tuimel-schakelaar worden overgenomen. Bij toepassing van een drie-standen bedieningsschakelaar (optie) kan de ventilatiestand worden gebruikt.
Deze gekombineerde bedieningseenheid/elektronische thermostaat wordt in de te verwarmen ruimte gemonteerd. Voor de gevallen dat de thermostaat op een ongunstige plaats wordt ingebouwd, kan er een extra temperatuurvoeler op afstand op aangesloten worden, welke dan wel op een goede plaats kan worden gemonteerd. Aan de achterzijde van de thermostaat is een instelmogelijkheid voor de schakeldifferentie: nauwkeurigheid 1~, 4 of 6 gr. C.
-'-'-'-'-'-'-'- -'-'-'-'-'-" I I I I I I _..a s ~_.:J,-_ H1 c rn 'rle~- I J i X2 W ar gn I H.3 A.1 verwarmingsapparaat A.2 automaatkast B .1 vlambewaker B.2 temperatuurbegrenzer thermostaat B.3 ruimtethermostaat gloeispiraal E. F.1 zekering SA F.2 zekering 16A G. batterij groen H .1 lichtdiode inschakelkontrolelamp lichtdiode oranje verlichting klok bed.paneel M. elektromotor P. digitale schakelklok R.1 gloeiweerstand (alleen bij 24 Volt R.2 halflastweerstand 8. bedieningsschakelaar 8.
.-'-'-'-'-'-'-'-'-' _._.- ! ._._._ .. I' I~ I~ I -QIl-IJ1 16 I I: ~-~j~ I 4 X2 W or gn I A.1 A.2 B.1 B.2 B.3 verwarmingsapparaat automaatkast vlambewaker temperatuurbegrenzer thermostaat B.3 ruimtethermostaat gloeispiraal E. 5A F .1 zekering zekering 16A ~F.2 G. batterij B.1 lichtdiode groen inschakelkontrolelamp lichtdiode oranje verlichting klok bed.paneel M. elektromotor P. digitale schakelklok R.1 gloeiweerstand (alleen bij 24 Volt R.2 halflastweerstand S. bedieningsschakelaar 8.
rt F2 I~ sw F1 IiI 5A 9" sw + T IG I I --'- i \~ 16A X4 ® III Ii \ \ rt br 0 \ J~I .4 X2 W or gn I verlichting klok bed.paneel elektromotor M. P. digitale schakelklok (alleen bij 24 VC R.1 gloeiweerstand halflastweerstand R.2 bedieningsschakelaar 8. 8.6 micro-schakelaar 8.7 schakelaar aan/uit/ventilatie W.1 kabelboom met stekerverbinding naar verwarmingsapparaat naar doseerpomp W.3 kabelboom Y. doseerpomp H.3 A.l verwarmingsapparaat A.2 automaatkast B.1 vlambewaker B.
5.7 ~5.7.1 BEDIENINGSVOORSCHRIFT Aangeven DIGITALE SCHAKELKLOK. van de dagtijd. in te drukken, wordt op de verlichte LCD display de dagtijd aangegeven. Knippert de tijdsaanduiding of stemt deze niet overeen met de juiste tijd, dan kan men deze door gelijktijdig een van de versteltoetsen @ 0 1 of 4 (achteruit) (vooruit) in te drukken corrigeren. Hoe langer men de versteltoets ingedrukt houdt, hoe sneller plaats vindt.
- Vrachtwagens. 6.1 Bij montage gevaarlijke houden. van het apparaat in speciale voertuigen, b.v. bij transport van stoffen, dienen de daarvoor geldende voorschriften te worden aange- 6.2 Bet verwarmingsapparaat gebouwd. 6.3 Als aan het voertuig elektrisch wordt gelast, dient de hoofdstroomkabel van de akku te worden losgenomen en tegen massa gelegd, ter beveiliging van de elektronische stuurautomaat. 6.4 Bij het tanken 6.5 Bet apparaat mag ook niet met een tijdklok geventileerde ruimten. 6.
Het verwarmingsapparaat dient ook in het zomerseizoen regelmatig maand) gedurende ca. 10 minuten te worden ingeschakeld. (b.v. eens pel Voor elke verwarmingsperiode worden de volgende kontrole- en onderhoudswerkzaamheden voorgeschreven : verwarmingsapparaat uitwendig reinigen. elektrische aansluitingen op korrosie en doorverbinding kontroleren. uitlaatgasafvoerleiding en uitlaatdemper kontroleren op beschadiging, dichtheid en vervuiling.