operation manual

NL
70
W 890 Flexio
15. Spuittechniek
i
Het spuitresultaat wordt grotendeels bepaald door hoe glad en schoon het
te spuiten oppervlak vooraf is gemaakt. Behandel het oppervlak daarom
zorgvuldig voor en houd het stofvrij.
Dek oppervlakken die niet moeten worden gespoten af.
Dek schroefdraden en dergelijke aan het spuitobject af.
i
Belangrijk: Begin buiten het te spuiten oppervlak en voorkom
onderbrekingen binnen het te spuiten oppervlak.
De spuitbeweging moet niet met de pols worden uitgevoerd, maar met de arm. Zo
blijft tijdens het spuiten de afstand tussen het spuitpistool en het oppervlak altijd
gelijk. Kies een afstand van 5 - 15 cm, afhankelijk van de gewenste straalbreedte. Bij
de verwerking van binnenwandverf moet de afstand ca. 20-30 cm bedragen.
Afb. 12 A/12 B: GOED gelijkmatige afstand tot het object.
Afb. 12 C: FOUT ongelijke afstand heeft een ongelijke verfaanbrenging als
resultaat.
Beweeg het spuitpistool gelijkmatig heen en weer of op en neer, afhankelijk van de
instelling van de spuitstraalvorm.
Gelijkmatige bewegingen met het spuitpistool geven een uniforme
oppervlaktekwaliteit.
Reinig spuitkop en luchtkap met oplosmiddel resp. water wanneer zich daarop materiaal
heeft opgebouwd.
i
Spuit bij slecht dekkende verf of sterk zuigende ondergrund in "kruisgang"
(afb. 13).
i
Binnenwandverf in krachtige tinten minstens tweemaal aanbrengen
(eerste veraag eerst laten drogen). Daardoor word een dekkende
aanbrenging bereikt.
16. Werkonderbreking van maximaal 4 uur
Schakel het apparaat uit.
Bij langere pauzes reservoir door kort opendraaien en vervolgens weer afsluiten
ontluchten.
Na de werkonderbreking mondstukopeningen reinigen.
Bij het verwerken van 2-componentenlakken moet het apparaat direct worden
gereinigd.