operation manual
NL
54
W 400
13. Instelling van de hoeveelheid materiaal (Afb. 6)
Hoeveelheid materiaal instellen door de stelschroef op de trekker te verdraaien.
- naar links draaien minder materiaal
+ naar rechts draaien meer materiaal
14. Spuittechniek
•
Dek oppervlakken die niet moeten worden gespoten af.
i
De bijgevoegde oefeningsposter is ideaal, om zich met de bediening van
het spuitpistool vertrouwd te maken. Na deze eerste sproeipogingen, moet
doelmatig op karton of soortgelijke ondergrond een spuitproef uit te voeren,
om de materiaalhoeveelheid voor een optimaal spuitbeeld vast te stellen.
Belangrijk: Op de rand van het spuitvlak beginnen. Eerst met
de spuitbeweging beginnen en dan de handbeugel indrukken.
Onderbrekingen binnen het spuitvlak vermijden.
•
De spuitbeweging moet niet met de pols worden uitgevoerd, maar met de arm. Zo
blijft tijdens het spuiten de afstand tussen het spuitpistool en het oppervlak altijd
gelijk. Kies een afstand van 20 - 30 cm, afhankelijk van de gewenste straalbreedte.
Afb. 7 A: GOED gelijkmatige afstand tot het object.
Afb. 7 B: FOUT ongelijke afstand heeft een ongelijke verfaanbrenging als resultaat.
•
Beweeg het spuitpistool gelijkmatig heen en weer of op en neer, afhankelijk van de
instelling van de spuitstraalvorm.
•
Gelijkmatige bewegingen met het spuitpistool geven een uniforme
oppervlaktekwaliteit.
•
Reinig spuitkop en luchtkap met water resp. oplosmiddel wanneer zich daarop
materiaal heeft opgebouwd.
i
Spuit bij slecht dekkende verf of sterk zuigende ondergrund in "kruisgang"
(afb. 8).
i
Binnenwandverf in krachtige tinten minstens tweemaal aanbrengen
(eerste veraag eerst laten drogen). Daardoor word een dekkende
aanbrenging bereikt.
i
Belangrijk: Mondstuk en luchtkap tijdens het gebruik
regelmatig afvegen, zodat het mondstuk niet verstopt
raakt