Operation Manual

47
47
Interactieve pendisplay
Inhoud Index
Index
Inhoud
KNOPFUNCTIES
De volgende opties zijn beschikbaar voor de instellingen van de pen, de ExpressKeys en het taartmenu.
Niet alle opties voor alle knoppen of pendisplays zijn beschikbaar.
FUNCTIENAAM OMSCHRIJVING
KLIKKEN
•KLIKKEN Simuleert een klik met de primaire muisknop. Zorg dat er ten minste één knop is die deze
functie uitvoert zodat u altijd kunt navigeren en klikken.
•R
ECHTSKLIKKEN Simuleert één klik met de rechtermuisknop. Er wordt een contextmenu weergegeven.
•M
IDDENKLIKKEN Simuleert één klik met de middelste muisknop.
•D
UBBELKLIKKEN Simuleert een dubbele klik. Dubbelklikken met deze functie is eenvoudiger dan
dubbelklikken met twee tikken van de penpunt.
•K
LIKVERGRENDELING Simuleert de linkermuisknop die ingedrukt wordt gehouden. Druk één keer op de penknop
om de klikvergrendeling in te schakelen. Druk nogmaals op de knop om de functie uit te
schakelen. Deze functie is handig om objecten te verslepen of tekstblokken te selecteren.
•4
E KLIK Simuleert een 4e klik van de muisknop.
•5
E KLIK Simuleert een 5e klik van de muisknop.
T
OETSAANSLAG... Hiermee kunt u toetsaanslagen simuleren. Selecteer deze optie als u het dialoogvenster
T
OETSAANSLAG DEFINIËREN wilt weergeven.
Geef een toetsaanslag of toetscombinatie op in het invoerveld T
OETSEN.
Toetsaanslagcombinaties kunnen bestaan uit letters, cijfers, functietoetsen (zoals F3) en
modificatietoetsen (zoals S
HIFT, ALT of CTRL voor Windows en SHIFT, OPTION, COMMAND
en C
TRL voor Macintosh). U kunt ook speciale toetsaanslagen of combinaties van
toetsaanslagen selecteren via het vervolgkeuzemenu S
PECIFIEKE INSTELLINGEN.
Nadat u een reeks toetsaanslagen hebt opgegeven, klikt u op OK.
Belangrijk: omdat u de E
NTER-toets (Windows) en de RETURN-toets (Macintosh) als
toetsaanslag kunt selecteren, kunt u deze toetsen niet gebruiken om OK
te selecteren. U moet de pen gebruiken om op OK te klikken.
Voer de naam van de toetsaanslagdefinitie in wanneer u hierom wordt gevraagd.
De naam wordt weergegeven bij de desbetreffende knop of in het taartmenu,
afhankelijk van de toepassing.
U kunt ook verschillende toetsaanslagfuncties maken voor verschillende toepassingen.
Zie toepassingsspecifieke instellingen.
.
Raadpleeg de documentatie van de desbetreffende toepassing om erachter te komen
welke toetsaanslagsnelkoppelingen door een bepaalde toepassing worden ondersteund.
Verwijdert alleen de laatste
vermelding in het invoerveld
voor toetsaanslagen.
Wist het invoerveld voor
toetsaanslagen.
Stelt u in staat een naam voor
de gedefinieerde toetsaanslag
in te voeren.