User Manual

24
NL
WWW.VONROC.COM
die gelijk is aan of hoger is dan de
maximale snelheid van de machine in
onbelaste toestand.
- Gebruik uitsluitend doorslijpschijven die
geschikt zijn voor droog frezen.
- Vervang beide doorslijpschijven altijd
tegelijkertijd.
- Probeer nooit de beschermkap te
verwijderen.
Plaats de machine op een stabiel oppervlak.
Draai de inbusschroeven (12) los met behulp
van de inbussleutel (13).
Draai de vergrendelingsknop (3) los en breng
de zool (7) naar beneden.
Verwijder de beschermkap (6).
Houd de asvergrendelingsknop (5) ingedrukt
om de as (14) te vergrendelen.
Draai de buitenste flens (15) los met behulp
van de flenssleutel (16). Draai met de klok mee
om los te draaien. Draai om vast te draaien
tegen de klok in.
Verwijder de oude doorslijpschijf (17), de af-
standsringen (18), de oude doorslijpschijf (19),
de opnamehuls (20) en de binnenste flens (21).
Reinig indien nodig de flenzen (15 & 21).
Monteer de binnenste flens (21), de opname-
huls (20), de nieuwe doorslijpschijf (19), de
afstands ringen (18) en de nieuwe doorslijp-
schijf (17).
Draai de buitenste flens (15) stevig vast met
behulp van de flenssleutel (16).
Laat de asvergrendelingsknop (5) los.
Monteer de beschermkap (6).
Breng de zool (7) omhoog en draai de vergren-
delingsknop (3) vast.
Draai de inbusschroeven (12) stevig vast met
behulp van de inbussleutel (13).
4. BEDIENING
Instellen van de sleufbreedte (fig. B - E)
De sleufbreedte kan worden ingesteld met behulp
van de afstandsringen tussen de doorslijpschijven.
Het aantal afstandsringen tussen de doorslijpschij-
ven bepaalt de sleufbreedte.
- Stel de sleufbreedte niet in tijdens
gebruik.
- Monteer altijd minimaal één afstands -
ring tussen de doorslijpschijven.
Bepaal de sleufbreedte.
Monteer de afstandsringen (18) in de gewenste
volgorde rond de doorslijpschijven (17 & 19).
Zie het hoofdstuk “Vervangen van de doorslijp-
schijven”.
Instellen van de sleufdiepte (fig. A & F)
De sleufdiepte is variabel tussen 5 en 40 mm.
De sleufdiepte kan worden afgelezen op de schaal
(4).
Stel de sleufdiepte niet in tijdens gebruik.
Draai de vergrendelingsknop (3) een paar
slagen los.
Kantel de zool (7) naar de gewenste positie.
Stel een sleufdiepte in die ongeveer 3 mm
dieper is dan de gewenste diepte om eventuele
oneffenheden in het muuroppervlak te com-
penseren.
Draai de vergrendelingsknop (3) vast.
In- en uitschakelen (fig. A)
Om de machine in te schakelen, houdt u de
ontgrendelingsknop (2) ingedrukt en drukt
gelijktijdig de aan/uit-schakelaar (1) in.
Om de machine uit te schakelen, laat u de aan/
uit-schakelaar (1) los.
Gebruiken van de laser (fig. A)
Om de laser (23 in te schakelen, drukt u de
aan/uit-schakelaar (24) in.
Om de laser (23) uit te schakelen, laat u de
aan/uit-schakelaar (24) los.
Overbelastingsbeveiliging
De machine is voorzien van een overbelastingsbe-
veiliging die de machine in geval van overbelasting
automatisch uitschakelt.
Schakel de machine uit.
Verwijder de machine van het werkstuk.
Schakel de machine in.
Laat de machine ongeveer 1 minuut onbelast
draaien om de machine te laten afkoelen.
Stofafzuiging (fig. G)
Gebruik de machine uitsluitend wanneer ze is aan-
gesloten op een stofafzuigvoorziening die is goed-
gekeurd voor steenstof. De stofafzuigvoorziening
moet geschikt zijn voor het te bewerken materiaal.