User manual
100
Spanningsmeting
De max. toegestane spanning in het meetcircuit mag 600 V in CAT II niet 
overschrijden.
Voor het meten van gelijkspanningen “DC” (V   ) gaat u als volgt te werk:
1.  Schakel de DMM in en kies de meetfunctie “V  ”. Op het uitleesvenster verschijnt de aanduiding 
“DC”.
2.  Steek het rode meetsnoer in de VΩ Hz    -meetbus (10); het zwarte meetsnoer in de COM-
meetbus (11).
3.  Maak nu met de beide meetstiften contact met het meetobject (batterij, schakeling, enz.). De rode 
meetstift komt overeen met de pluspool, de zwarte meetstift met de minpool.
4.  De betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele meetwaarde op het 
display weergegeven.
Is er bij gelijkspanning voor de meetwaarde een “-”(min)-teken te zien, dan is de gemeten 
spanning negatief (of de meetdraden zijn verwisseld). Het spanningsbereik “V DC/AC” bezit 
een ingangsweerstand van >10 MΩ.
5.  Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Voor het meten van wisselspanningen “AC” (V~) gaat u als volgt te werk:
1.  Schakel de DMM in en kies het meetbereik “V~”. Op het uitleesvenster verschijnen de 
aanduidingen “AC” en “TrueRMS”.
2.  Steek het rode meetsnoer in de VΩ Hz    -meetbus (10), het zwarte in de COM-aansluiting 
(11).
3.  Maak nu met de beide meetstiften contact met het meetobject (generator, schakeling, enz.).
4.  De actuele meetwaarde wordt op het uitleesvenster aangegeven.
5.  Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.










