User manual
99
h) Capaciteitsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meet-
objecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolyt-condensatoren absoluut op de polariteit.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik .
- Druk 3x op de toets “SELECT” (9) om de meetfunctie om te schakelen. Op het
scherm verschijnt de eenheid “nF” voor capaciteitsmeting. Door nogmaals op
de knop te drukken, wordt de volgende meetfunctie ingeschakeld.
- Verbind de rode meetleiding met de Ω-meetbus (7), de zwarte meetleiding met
de COM-meetbus (8).
Door de gevoelige meetingang kan bij “open” meetsnoeren een waarde
in het display worden weergegeven. Door indrukken van de toets “REL”
wordt het display gereset op “0”. De autorange-functie blijft actief.
- Verbind nu de beide meetpunten (rood = pluspool/zwart = minpool) met het
meetobject (condensator). Op de display wordt na korte tijd de capaciteit
weergegeven. Wacht tot de schermwaarde gestabiliseerd is. Bij condensatoren >40 µF kan dit enkele seconden
duren.
- Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op de display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
i) Temperatuurmeting
Tijdens de temperatuurmeting mag alleen de temperatuursensor van de te meten temperatuur
toegepast worden. De bedieningstemperatuur van het meetapparaat mag niet naar boven of onder
overschreden worden, omdat het anders tot meetfouten kan leiden.
De contact-temperatuurvoeler mag niet op het spanningsvrije oppervlak gebruikt worden.
Er is een draadsensor bij het meetapparaat geleverd die een temperatuur van -40 tot + 230 °C kan meten. Om het
volle meetbereik (-40 tot +1000 °C) van de multimeter te kunnen gebruiken zijn optionele type-K-thermosensoren
verkrijgbaar. Voor de aansluiting van type-K-sensoren met miniatuurstekkers is een optionele adapterstekker nodig.
Voor de temperatuurmeting kunnen alle type-K-thermovoelers gebruikt worden. De temperaturen kunnen worden
aangeduid in °C of in °F.
Voor een temperatuurmeting gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik “°C”. De symbolen voor de tempe-
ratuurmeting verschijnen op het display.
- Steek de ingesloten temperatuurvoeler in de richting van de pool met de plus-
pool in de V-meetbus (9) en met de min-pool in de COM-meetbus (8).
- Op het scherm verschijnt de temperatuurwaarde in °C.
- Met de toets “SELECT” (9) kan de eenheid van °C op °F geschakeld worden.
Iedere toetsindruk schakelt de eenheid om.
- Zodra “OL” op het scherm verschijnt, heeft u het meetbereik overschreden of is de sensor onderbroken.
Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.










