User manual
95
c) Stroommeting “A”
Zorg dat de max. toegestane ingangswaarden in geen geval worden overschreden. Raak schake-
lingen en schakeldelen niet aan als daarop een hogere spanning dan 33 V ACrms of 70 V DC kan
staan! Levensgevaarlijk!
De spanning in het meetcircuit mag 600 V niet overschrijden
Metingen in het >5 A-gebied mogen max. 10 seconden duren, en worden uitgevoerd met een
interval van 15 minuten.
Meet op het bereik 10A in geen geval stromen van meer dan 10 A resp. in het mA/µA-gebied
stromen groter dan 600 mA: anders spreken de zekeringen aan.
De geïntegreerde PTC-zekeringen (PTC = weerstand) in het µA/mA-bereik worden bij langer meet-
gebruik warm en beperken daardoor de geleiding tijdens de meting. Voer daarom de stroomme-
ting zo snel mogelijk uit om dit PTC-weerstandseffect te gebruiken.
Als de PTC-zekering in het mA/µA-bereik is geactiveerd (geen meetwaardewijziging, weergave
“OL”, etc.) dan schakelt u het stroomcircuit en de DMM uit (OFF). Wacht ca. 5 minuten. De zelf
resettende zekering koelt af en is daarna weer klaar voor gebruik.
Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en wissel indien nodig naar een kleiner meetbereik. Voor
een meetbereik altijd de stroom op de schakeling uitschakelen. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus
beveiligd tegen overbelasting.
Voor het meten van gelijkstromen (A ) gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik “A”.
- In de tabel kunnen de verschillende meetfuncties en de mogelijke meetbereiken bekeken worden. Selecteer een
meetbereik en de bijbehorende meetbussen.
Meetfunctie Meetbereik Meetbussen
A < 10 A COM + 10A
mA < 600 mA COM + mAµA
µA <6000 µA COM + mAµA
- Steek de rode meetkabel in de 10A- of mA µA-meetbussen. Het zwarte meetsnoer
stopt u in de COM-aansluiting.
- Sluit nu de beide meetsnoeren in serie aan met het meetobject (batterij, schake-
ling, enz.); de betrokken polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele
meetwaarde op het display weergegeven.
Is er bij een gelijkstroommeting een min “-” voor de meetwaarde verschijnt, dan
loopt de stroom tegengesteld (of zijn de meetleidingen verwisseld).
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.










