Instructions

109
Bemonsteringsfrequentie Bepaal hoe vaak de datalogger metingen moet uitvoeren en gegevens moet
opslaan (10 seconden tot 24 uur).
Als u de datalogger bij extreem lage temperaturen gebruikt, selecteert
ueenlangerebemonsteringsfrequentieomhetstroomverbruikte
verminderen en de levensduur van de batterij te verlengen.
Opnameduur Dezewaardewordtautomatischberekendopbasisvandebemonsteringsfrequentie
en kan niet door de gebruiker worden gewijzigd.
LED knipperinterval Selecteer hoe snel de LED-indicatorlampjes (2, 3) moeten knipperen. Selecteer een
interval van 5, 10, 15, 20, 25 of 30 seconden.
Display activeren Schakel het selectievakje uit om het LC-display uit te schakelen of schakel het
selectievakje in om het LC-display in te schakelen.
Als u de datalogger bij extreem lage temperaturen gebruikt, selecteert
ueenlangerebemonsteringsfrequentieomhetstroomverbruikte
verminderen en de levensduur van de batterij te verlengen.
c) Meting - alarminstellingen
LED-alarm activeren Het LED-alarm geeft aan wanneer een meting buiten het opgegeven bereik valt.
Als u het LED-alarm wilt deactiveren, verwijdert u het vinkje in het selectievakje.
Als u het LED-alarm wilt activeren, plaatst u het vinkje in het selectievakje.
Als u de datalogger gebruikt bij extreem lage temperaturen, schakelt u
het LED-alarm uit om het stroomverbruik te verminderen en de levens-
duur van de batterij te verlengen.
Pauzefunctie limietwaarde Tijdens het opnemen kan het alarmlimiet worden uitgezet.
Selecteer“Activeren”of“Deactiveren”.
De pauzefunctie stopt de opname niet.
Verlichtingssterkte Als dit selectievakje is ingeschakeld, kan een waarde voor het verlichtingsniveau
wordeningevoerdindevelden“Lowalarm”en“Highalarm”.Deeenheidkanook
worden gekozen (Lux/Fc)
Low alarm Lage alarmwaarde voor de verlichtingssterkte
High alarm Hoog alarmwaarde voor de verlichtingssterkte