Instructions

14
Belangrijk! Controleer voordat u de accu‘s aansluit of de ingestelde parameters overeenkomen met de accu. Als
de oplader niet juist is gecongureerd, kan de accu en de oplader worden beschadigd. Er kan brand of een explosie
plaatsvinden op grond van een overlading. Ga zeer omzichtig te werk bij de conguratie. Let beslist op de gegevens
in de volgende tabel als er geen precieze accu-parameters beschikbaar zijn.
Nominale
spanning/cel
Einde laden-
spanning/cel
Opslagspan-
ning/cel
Max. oplaad-
ratio
Ontlaadsluit-
spanning/cel
LiPo 3,70 V 4,20 V 3,80 V ≤ 1C 3,00 - 3,30 V
LiIon 3,60 V 4,10 V 3,70 V ≤ 1C 2,90 - 3,20 V
LiFe 3,20 V 3,60 V 3,30 V ≤ 4C 2,60 - 2,90 V
LiHV 3,80 V 4,35 V 3,90 V ≤ 1C 3,10 - 3,40 V
NiCd 1,20 V 1,40 V --- 1C - 2C 0,5 - 1,10 V
NiMH 1,20 V 1,40 V --- 1C - 2C 0,5 - 1,10 V
Lood/Pb 2,00 V 2,40 V --- ≤ 0,4C 1,80 - 2,00 V
10. Accu aansluiten en programma starten
a) Balancer-aansluiting
Sluit nadat u de stroomvoorziening van de oplader hebt aangezet de XH-balancer-aansluiting
van het accupack met de juiste polen gelijk aan de balancer-aansluitrand (5). Richt de stekker
altijd met het negatieve contact op de negatieve aansluiting van de balancer-aansluitrand. Ge-
bruik indien nodig een geschikte adapter.
Het wordt aanbevolen lithium-accu‘s altijd met de balancer-aansluiting op te laden. Een laadpro-
cedure is echter ook zonder balancer mogelijk.
b) Accu aansluiten
De accu-aansluiting vindt plaats via de zijdelingse XT60-aansluiting (7) rechts. De polariteit wordt via de stekkergeo-
metrie aangegeven. De XT60-bus dient zoals afgebeeld te worden aangesloten.
Als alle parameters correct zijn ingesteld en de accu is aangesloten, dan kan het gekozen programma
via de menuoptie „start” worden opgestart.
Om het programmamenu voortijdig te beëindigen, kiest u de laatste menuoptie „back” en drukt u op
het instelwieltje.