Instructions

10
8. Ingebruikname
Bij het opladen van accu‘s moet u beslist op de polariteit en de oplaadvoorschriften van de betreffende accufabrikant
letten.
Zorg altijd eerst dat de oplader voldoende bedrijfsspanning heeft voordat u de accu aansluit - dat geldt ook voor de
balancer-aansluiting.
Na gebruik koppelt u de oplader van de stroombron en ontkoppelt u de accu.
Stroomvoorziening tot stand brengen
De stroomvoorziening gebeurt via de zijdelingse XT60-aansluiting (8) links. De op te laden accu wordt aangesloten
via de XT60-aansluiting (5) aan de rechterkant.
De polariteit wordt via de stekkergeometrie aangegeven. De XT60-bus moet de afgebeelde polariteit
hebben.
Na een korte systeemtest worden de parameters in de display weergegeven.
9. Bediening
Zet de stroomvoorziening voor de oplader aan. De oplader start met een systeemtest en een ventilatortest en beves-
tigt dit met een signaaltoon.
Voordat u met de oplader kunt werken, moet een paar instellingen vooraf worden gedaan.
De oplader wordt via een instelwieltje met toetsfunctie (2) bediend. De menupunten worden door het draaien aan het
instelwieltje gekozen. De bevestiging van de keuze vindt plaats door de toets op het instelwieltje in te drukken. Deze
procedure geldt voor alle instellingen (systeeminstellingen en programma-instellingen).
De instelmenu‘s zijn overduidelijk en gemakkelijk via de opgegeven parameters instelbaar.
Hoofddisplay
In het hoofddisplay worden de basisparameters van de momenteel aansloten accu‘s/accupacks weergegeven.
De kleur van het hoofddisplay geeft ook informatie over de huidige status:
Grijze achtergrondkleur = stand-by
Blauwe achtergrondkleur = bezig met opladen
Groene achtergrondkleur = accu is opgeladen
Rode achtergrondkleur = bezig met ontladen