User manual
123
b) Waarschuwing bij verkeerde keuze van de bus
De DMM is voorzien van een meetbuscontrole. Bij een verkeerde 
aansluiting, die voor de gebruiker en de DMM gevaar kan ople-
veren, geeft de DMM een hoorbare en zichtbare waarschuwing 
weer.
Zodra de meetkabels in de stroommeetbussen zitten en er naar 
een andere meetfunctie (behalve stroommeting) omgeschakeld 
wordt, laat de DMM nadrukkelijk een waarschuwing horen en 
zien. Dit is ook het geval als de meetingang tussen de stroom-
tang-bus (F) en de mA/µA-bus (E) verwisseld is. 
Klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er “LEAd” (meetkabel) 
op het display, controleer dan onmiddellijk de aansluitingen en de 
ingestelde meetfunctie.
In de afbeelding ziet u een voorbeeld van verkeerd aangesloten 
meetkabels, wat onmiddellijk moet worden gecorrigeerd. 
De volgende verkeerde aansluitingen worden herkend:
Meetfunctie
V/mV/Ω/Hz/
/ /
mA/µA
 A
Aansluiting 
meetbussen
mA/µA/
 A
 A
mA/µA
  Onderbreek bij een waarschuwing onmiddellijk de meetprocedure en controleer of de meetfunctie en aan-
sluitingen correct ingesteld zijn. Op het display worden voor elk meetbereik de te gebruiken meetbussen 
weergegeven.
c) Meten van wisselspanning “V ” 
Voor het meten van wisselspanningen “V/AC” gaat u als 
volgt te werk:
-   Zet de DMM aan en selecteer de meetfunctie “V ”. Op het 
display verschijnt “AC” en de eenheid “V”.
-   Voor kleine spanningen tot max. 600 mV kiest u het meetbe-
reik “mV ”
-   Steek de rode meetkabel in de V-meetbus (G) en de zwarte 
meetkabel in de COM-meetbus (H).
-   Verbind nu de twee meetpennen parallel met het te meten 
object (generator, schakeling enz.).
-  De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
-   Verwijder na het meten de meetkabels van het te meten object 
en zet de DMM uit.
  Het spanningsmeetbereik “V/AC” heeft een ingangs-
weerstandvan≥10MΩ.Daardoorwordtdeschake-
ling bijna niet belast.










