User manual
124
9. Meetprocedure
Overschrijd nooit de maximaal toegestane ingangswaarden. Raak geen schakelingen of schakelingsonder-
delen aan, als hierin hogere spanningen dan 33 V ACrms of 70 V DC kunnen voorkomen! Levensgevaar! 
Het meten is alleen mogelijk als het batterij- en zekeringvak gesloten is. Als het vak open is, zijn alle meet-
bussen mechanisch tegen insteken beveiligd.
Controleer voor het meten altijd alle aangesloten meetkabels op beschadigingen, zoals scheuren, barsten 
of geplette stukken. Defecte meetkabels mogen niet langer worden gebruikt! Levensgevaar!
Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast boven de voelbare handgreepmarkeringen.
Er mogen altijd alleen de twee voor het meten benodigde meetkabels op het meetapparaat aangesloten 
zijn. Verwijder om veiligheidsredenen alle ongebruikte meetkabels van het meetapparaat.
Metingen van stroomcircuits met wisselspanningen hoger dan 33 V of gelijkspanningen hoger dan 70 V 
mogen alleen worden uitgevoerd door deskundigen of door mensen die vertrouwd zijn met de geldende 
voorschriften en de eruit voortvloeiende gevaren.
  Zodra er “OL” (Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden.
  Voor elke meetfunctie wordt de juiste aansluitvolgorde van de meetbussen op het display aangegeven. 
Houd hier bij het aansluiten van de meetkabels op het meetapparaat rekening mee.
a) Meetapparaat aan- en uitzetten
Zet de draaiknop (D) op de gewenste meetfunctie.
De meetbereiken worden behalve bij de stroommeetbereiken 
automatisch op het beste weergavebereik ingesteld. Begin de 
stroommetingen altijd op het hoogste meetbereik en schakel 
indien nodig om naar een lager meetbereik. Verwijder voor het 
omschakelen altijd de meetkabels van het te meten object.
Zet de draaiknop op “OFF” om het apparaat uit te schakelen. Zet 
het meetapparaat altijd uit wanneer u het niet gebruikt.
Sluit de meetkabels bij opslag bij voorkeur aan op de hoogohmi-
ge meetbussen COM en V. Dit kan een eventuele verkeerde 
bediening voorkomen wanneer het apparaat later weer wordt 
gebruikt.
  Plaats om het meetapparaat te kunnen gebruiken 
eerst de meegeleverde batterij. Raadpleeg het hoofd-
stuk “Reiniging en onderhoud” om de batterij op een 
juiste manier te plaatsen of te vervangen. 










