User manual
107
•  Bij het gebruik van meetpennen zonder afdekkappen mogen me-
tingen tussen het meetapparaat en aardpotentiaal niet boven de 
meetcategorie CAT II uitgevoerd worden.
•  Bij metingen vanaf de meetcategorie CAT III moeten meetpen-
nen met afdekkappen (max. 4 mm vrije contactlengte) worden 
gebruikt, om onbedoelde kortsluiting tijdens de meting te voorko-
men. Deze worden meegeleverd.
•  Verwijder de meetkabels altijd van het te meten object voordat u 
het meetbereik wijzigt.
•  De spanning tussen de aansluitpunten van het meetapparaat en het aardpotentiaal mag niet hoger zijn 
dan 600 V DC/AC in CAT III.
•  Wees bijzonder voorzichtig tijdens de omgang met spanningen >33 V wissel- (AC) resp. >70 V ge-
lijkspanning (DC)! Reeds bij deze spanningen kunt u in geval van contact met een elektrische kabel een 
levensgevaarlijke elektrische schok krijgen.
•  Om een elektrische schok te vermijden, dient u erop te letten, dat u de te meten aansluitingen/meetpun-
ten tijdens de meting niet, ook niet indirect, aanraakt. Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast 
boven de voelbare handgreepmarkeringen.
•  Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetkabels ervan op beschadigingen. Voer nooit 
metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd, losgetrokken, etc.) is. De meege-
leverde meetkabels zijn voorzien van een slijtage-indicator. Bij beschadiging wordt er een tweede iso-
latielaag van een andere kleur zichtbaar. De meetapparatuur mag dan niet langer worden gebruikt en 
moet worden vervangen.
•  Gebruik de multimeter niet kort voor, tijdens of direct na onweer (blikseminslag! / energierijke overspan-
ningen!). Zorg ervoor dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en de onderdelen ervan 
droog zijn.
•  Gebruik het product niet in de directe nabijheid van:
 - sterke magnetische of elektromagnetische velden
 - zendmasten of RF-generatoren.
•  De gemeten waarde kan daardoor worden vertekend.
•  Als aangenomen mag worden dat veilig gebruik niet meer mogelijk is, moet het apparaat worden uit-
geschakeld en tegen onbedoeld gebruik worden beveiligd. Ga ervan uit dat veilig gebruik niet langer 
mogelijk is als:
 - het apparaat zichtbaar beschadigd is,
 - het apparaat niet langer werkt en
 - gedurende een lange periode onder ongunstige omstandigheden opgeborgen is geweest of
 - tijdens het vervoer aan een aanzienlijke belasting onderhevig is geweest.
•  Zet het meetapparaat nooit onmiddellijk aan nadat het van een koude naar een warme ruimte is ge-
bracht. De condens die hierbij wordt gevormd kan het apparaat onder bepaalde omstandigheden onher-
stelbaar beschadigen. Laat het apparaat eerst op kamertemperatuur komen voordat u het inschakelt.
•  Laat het verpakkingsmateriaal niet rondslingeren; kinderen kunnen het als speelgoed gebruiken, wat tot 
gevaarlijke situaties kan leiden.
•  Neem ook de veiligheidsinstructies in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.










