User manual

100
Bij het gebruik van meetpennen zonder afdekkappen mogen metingen
tussen het meetapparaat en aardpotentiaal niet boven de meetcatego-
rie CAT II uitgevoerd worden.
Bij metingen vanaf de meetcategorie CAT III moeten meetpennen met
afdekkappen (max. 4 mm blootgestelde contactlengte) worden gebruikt,
om onbedoelde kortsluiting tijdens de meting te voorkomen. Deze wor-
den meegeleverd.
Verwijder de meetsnoeren altijd van het te meten object voordat u het meetbereik wijzigt.
De spanning tussen de aansluitpunten van het meetapparaat en het aardpotentiaal mag niet hoger zijn
dan 600 V DC/AC in CAT III.
Wees uiterst voorzichtig als u werkt met spanningen hoger dan 33 V wisselstroom (AC) of 70 V ge-
lijkstroom (DC)! Zelfs bij dergelijke spanningen kunt u een levensgevaarlijke elektrische schok krijgen bij
contact met de elektrische leidingen.
Zorg er om elektrische schokken te voorkomen voor dat u tijdens het meten de aansluitingen of te meten
punten niet direct of indirect aanraakt. Pak de meetpennen tijdens het meten niet vast boven de voelbare
handgreepmarkeringen.
Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetsnoeren ervan op beschadigingen. Voer nooit
metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd, losgetrokken, etc.) is. De meege-
leverde meetsnoeren zijn voorzien van een slijtage-indicator. Bij beschadiging wordt er een tweede
isolatielaag van een andere kleur zichtbaar. De meetapparatuur mag dan niet langer worden gebruikt
en moet worden vervangen.
Gebruik de multimeter niet kort voor, tijdens of direct na onweer (blikseminslag! / energierijke overspan-
ningen!). Zorg ervoor dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer, schakelingen en de onderdelen ervan
droog zijn.
Gebruik het product niet in de directe nabijheid van:
- sterke magnetische of elektromagnetische velden
- zendmasten of RF-generatoren.
De gemeten waarde kan daardoor worden vertekend.
Als aangenomen mag worden dat veilig gebruik niet meer mogelijk is, moet het apparaat worden uit-
geschakeld en tegen onbedoeld gebruik worden beveiligd. Ga ervan uit dat veilig gebruik niet langer
mogelijk is als:
- het apparaat zichtbaar beschadigd is,
- het apparaat niet langer werkt en
- gedurende een lange periode onder ongunstige omstandigheden opgeborgen is geweest of
- tijdens het vervoer aan een aanzienlijke belasting onderhevig is geweest.
Zet het meetapparaat nooit onmiddellijk aan nadat het van een koude naar een warme ruimte is ge-
bracht. De condens die hierbij wordt gevormd kan het apparaat onder bepaalde omstandigheden onher-
stelbaar beschadigen. Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen.
Laat het verpakkingsmateriaal niet rondslingeren; kinderen kunnen het als speelgoed gebruiken, wat tot
gevaarlijke situaties kan leiden.
Neem ook de veiligheidsinstructies in de afzonderlijke hoofdstukken in acht.