User manual

128
15. Meten – spanning
a) Meetprocedure
1. Bepaal het type spanning dat u wilt meten en lees vervolgens het bijbehorende
gedeelte in dit hoofdstuk voordat u verder gaat.
2. Stel de multimeter in op de benodigde spanningsmodus zoals weergegeven in
het desbetreffende gedeelte.
3. Steek de rode testkabel in de voet (11) en de zwarte testkabel in de
COM voet (10).
4. Sluit de twee meetsonden aan parallel op het voorwerp dat u wilt meten (bijv.
generator of circuit).
5. Bekijk het bijbehorende gedeelte over hoe de gemeten waarden worden
weergegeven.
6. Na het meten verwijdert u de meetpunten van het gemeten voorwerp en
schakelt u de multimeter uit.
b) Gelijkspanning (V/DC)
HetV/ACspanningsbereikheefteeningangsweerstandvan≥10MΩ;datbetekentdaternauwelijkseen
invloed op de prestaties van het circuit bestaat.
Kies < > modus. [ DC V ] verschijnt op het display.
Het hoofddisplay toont de gemeten spanning.
- Een min-symbool geeft aan dat de gemeten gelijkspanning negatief is (of dat de meetkabels zijn aangesloten
op de verkeerde polariteit).
c) Wisselspanning (V/AC)
HetV/ACspanningsbereikheefteeningangsweerstandvan≥10MΩ;datbetekentdaternauwelijkseen
invloed op de prestaties van het circuit bestaat.
Kies < > modus. [ AC V ] verschijnt op het display.
Het hoofddisplay toont de gemeten spanning.
Het kleine display geeft de gemeten frequentie weer.
d) Wisselspanningen (V/AC) – laagdoorlaatlter
Delaagdoorlaatlteronderscheptspanningendie1kHzoverschrijden.
Kies de < LPF > modus. [ AC V ] verschijnt op het display.
Het hoofddisplay toont de gemeten spanning.
Het kleine display geeft de gemeten frequentie weer.