User manual
136
g)  Diodetest
   Zorg dat de te meten stroomkringcomponenten, stroomkringen en compo-
nenten of andere meetobjecten spanningsvrij en ontladen zijn.
-   Schakel de DMM in en selecteer het meetbereik 
. Druk 
tweemaal op de SELECT toets om naar de juiste 
meetfunctie te schakelen. Het display geeft het symbool 
voor diodetest weer. Druk nogmaals op de toets om naar 
het volgend meetbereik te schakelen, etc.
-   Breng de rode meetkabel in de V-meetaansluiting (10) en 
de zwarte meetkabel in de COM-meetaansluiting (9).
-   Controleer de meetkabels op continuïteit door de meets-
ondes met elkaar te verbinden. Het apparaat dient een 
waarde van circa 0,000 V te registreren.
-  Verbind de meetsondes met het meetobject (diode).
-   Het display toont de doorlaatspanning „UF“ in volt (V). 
Als het display OL weergeeft, wordt de diode in de 
omgekeerde richting (UR) gemeten of is de diode defect 
(onderbroken). Ter controle, voer een meting op de 
tegenoverstaande polen uit. U hoort een pieptoon in geval van een doorlaatspanning <0,1 V.
-  Na de meting, haal de meetkabels van het meetobject af en schakel de DMM uit.










