User manual
131
Voer de volgende procedure uit om gelijkstroom (A  ) te meten:
-   Schakel de DMM in met behulp van de draaischakelaar (13) en selecteer het meetbereik 
„A 
 „. “A“ en het symbool voor gelijkstroom “    “ worden op het display weergegeven.
-   In het gelijkstroom-meetbereik is het mogelijk dat een lage stroom in het display wordt 
weergegeven omwille van de hoge gevoeligheid en het omringend magnetisch veld (i.e. het 
magnetisch veld van de Aarde, etc.), zelfs wanneer de tang gesloten is. Voor elke meting of 
tijdens het vervangen van een stroomkabel, stel het display handmatig op nul in. 
-   Voer een nulkalibratie uit zonder de geleider en met de tang gesloten. Om dit te doen, druk 
kort op de ZERO toets. U hoort een pieptoon en het display geeft “ZERO” weer om de 
nulkalibratie te bevestigen. Het display wordt op nul teruggezet telkens u op de ZERO toets 
drukt. Druk en houd de ZERO toets circa 2 seconden vast om deze functie te deactiveren. 
Het display geeft niet langer het ZERO symbool weer. Het apparaat bevindt zich nu in de 
normale meetmodus zonder nulkalibratie.
-  Druk op de hendel (4) om de stroomtang te openen. 
-   Besteed aandacht aan de juiste polariteit van de 
tang voor een gelijkstroommeting. De polariteits-
symbolen zijn zichtbaar op de voor- en achterkant 
van de tang. Als de verbinding juist is gemaakt, leidt 
de kabel de stroom vanaf de stroombron (+), door 
de voorkant van de tang naar de lading.
-   Klem de te meten individuele geleider en sluit de 
tang opnieuw. Plaats de geleider in het midden van 
de twee driehoekige positiesymbolen op de tang.
-  Het display geeft de meting weer.
   Als in een gelijkstroommeting een minteken “-“ voor de meting staat, loopt de stroom in 
de andere richting (of is de tang in omgekeerde positie).
-   Na de meting, haal de stang van het meetobject af en schakel het apparaat uit. Stel de 
draaischakelaar op positie “OFF” in.










