Instructions

119
i) Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie
- Drukopdetoets“SELECT”2xomdemeetfunctieomte
schakelen. Op het scherm verschijnt het diodesymbool
en de eenheid Volt (V). Door nogmaals op de toets te
drukken, wordt de volgende meetfunctie ingeschakeld.
- Verbindderode meetleiding met deΩ-meetbus (E), de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
- Controleer de meetleidingen op doorgang door beide
meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet zich een
waarde van ong. 0.000 V instellen.
- Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject (dio-
de).
- Ophetdisplaywordtdedoorlaatspanning“UF”involt(V)
weergegeven.Als“OL”verschijnt,wordtdediodeinsper-
richting (UR) gemeten of is de diode defect (onderbre-
king). Voer ter controle een meting door met omgekeerde
polariteit.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetobject en schakel de DMM uit.
j) Doorgangstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie
- Drukopdetoets“SELECT”1xomdemeetfunctieomte
schakelen. Op het scherm verschijnt het symbool voor
decontinuïteitstestenhetsymboolvoordeeenheid“Ω”.
Door nogmaals op de toets te drukken, wordt de volgende
meetfunctie ingeschakeld.
- Verbindderode meetleiding met deΩ-meetbus (E), de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
- Als doorgangwordteenmeetwaarde≤10Ωherkend;
hierbijklinkteenpieptoon.Hetmeetbereikgaattot100Ω.
- Zodra“OL”(voorOverload=overbelasting)ophetdis-
play verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is
het meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.