User manual

17
h) Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie .
- Verbindderode meetleidingmetdeΩ-meetbus(E),de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
- Controleer de meetleidingen op doorgang door beide
meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet zich een
waarde van ong. 0.000 V instellen.
- Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject
(diode).
- Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V)
weergegeven. Als “OL” verschijnt, wordt de diode in sper-
richting (UR) gemeten of is de diode defect (onderbre-
king). Voer ter controle een meting door met omgekeerde
polariteit.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.
i) Doorgangstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies de meetfunctie .
- Druk op de toets “SELECT” 1x om de meetfunctie om te
schakelen. Op het scherm verschijnt het symbool voor
decontinuïteitstestenhetsymboolvoordeeenheid“Ω”.
Door nogmaals op de knop te drukken, wordt de volgende
meetfunctie ingeschakeld.
- Verbindderode meetleidingmetdeΩ-meetbus(E),de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
- Als doorgang wordt een meetwaarde ≤ 10 Ω herkend;
hierbijklinkteenpieptoon.Hetmeetbereikgaattot600Ω.
- Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het dis-
play verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden of is
het meetcircuit onderbroken.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.