Instructions

PICTOGRAMVERKLARINGEN
Wisselspanning AC
V AC DC
V/AC: Wisselspanning
V/DC: Gelijkspanning
12/24/50/120/230/400/600/1200 Indicatie van het nominale spanningsbereik in Volt (V)
Gelijkspanning pluspotentieel DC
Gelijkspanning minpotentieel DC
kΩ Elektrische weerstand in kilo-Ohm
Hz Elektrische frequentie (Hertz)
De enkelpolige fase-indicator van 100 - 1000 V en waarschuwing
voor gevaarlijke spanning (>50 V/AC, >120 V/DC) functioneren
ook met lege of zonder batterijen
Symbool voor continuïteit-test
Batterijsymbool voor gebruikte batterij
Conformiteitsaanduiding, CE-gekeurd
Apparaat en uitvoering voor het werken onder spanning Per-
soonlijke veiligheidsmaatregelen worden aanbevolen
Beschermklasse 2 (dubbele of dikkere isolatie/beschermende
isolatie)
BATTERIJEN PLAATSEN/BATTERIJEN VERVANGEN
Koppel de spanningstester los van het huidige meetobject.
Houd de twee meetsondes bijeen. Als er een geluidssignaal klinkt of als in de display een lege batterij
wordt weergegeven, moeten de batterijen worden vervangen. Breng voor uw veiligheid de twee kunststof
beschermkappen/afdekkingen van de meetsondes aan. Draai hiervoor de schroef (18) los met behulp van
een kleine kruiskopschroevendraaier. Trek nu het batterijvak (17) voorzichtig langs de kabel naar beneden.
Haal eventueel de lege batterijen uit het meetapparaat en plaats twee nieuwe batterijen van hetzelfde type
(zie „Technische gegevens“) met de juiste polariteit in het batterijvak. Het gebruik van oplaadbare accu’s
is niet toegestaan. Alkalinebatterijen worden aanbevolen, omdat deze garant staan voor een langere
gebruiksduur. Schuif het batterijvak weer omhoog totdat het hoorbaar vastklikt en sluit het weer zorgvuldig
met de schroef (18).
BEDIENINGSELEMENTEN
1 Meetsondes
2 Meetsonde „-“
3 Meetsonde „+“
4 Houder voor de tweede meetdraad
5 LED gevaarlijke spanning
6 Spanningsindicatie AC of DC
7 Indicatie Doorgang of Hold
8 Spanningsindicatie
9 Ohm-indicatie
10 Indicatie draairichting
11 Belastingsindicatie
12 Staafdiagramindicatie
13 Indicatie batterij leeg
14 Toets belasting
15 Toets meetsondeverlichting
16 Toets Hold/Ohm-meting
17 Batterijvak
18 Schroef van batterijvak
FUNCTIETEST / ZELFTEST
Het wordt aanbevolen de functie van het meetapparaat voor elk meetproces te testen.
Houd de twee meetsondes bijeen. Er is een geluidssignaal te horen en het pictogram (7) gaat branden.
Het product is gebruiksklaar.
Het meetapparaat wordt automatisch ingeschakeld wanneer het de betreffende meetgrootheid detecteert.
Na een meting wordt het meetapparaat automatisch uitgeschakeld om stroom te sparen.
Als er geen geluidssignaal te horen is, moeten de batterijen worden vervangen. Als het apparaat na het
vervangen van de batterijen nog steeds niet functioneert, mag het product niet worden gebruikt!
Voor een zelftest van het meetinstrument gaat u als volgt te werk: druk in uitgeschakelde toestand
gedurende ongeveer 4 seconden de toets van de meetpuntenbelichting (15) in. Alle LED’s/symbolen, de
meetpuntenbelichting en de bieper zijn gedurende 2 seconden actief.
Plaats altijd de afdekking op de meetsondes als u het meetapparaat niet meer nodig hebt.
EENPOLIGE SPANNINGZOEKER
De eenpolige spanningzoeker werkt bij een spanning vanaf 100 V/AC zonder tegenpotentieel.
Let op dat bij het bepalen van fasegeleiders, bij bijv. sterk isolerende persoonlijke beschermingsmiddelen
of isolerende locaties, de weergave gestoord kan worden. De éénpolige detectie wordt met behulp van een
LED aangegeven.
Een eenpolige spanningzoeker wordt niet gebruikt om afwezigheid van spanning vast te
stellen. Hiervoor is een tweepolige spanningzoeker absoluut noodzakelijk!
SPANNINGSTEST/FASEVOLGORDE
Op het LCD-display (8) wordt de gemeten spanning (AC/DC), de fasevolgorde <L of R> (vanaf 100V
AC) en in het staafdiagram het meetbereik weergegeven. Door op de Hold-toets (16) te drukken, kan de
weergave ongeveer 2 notulen worden gestopt.
Verbind de twee meetsondes met het meetobject.
De spanningstester wordt vanaf een spanning van 12 V automatisch ingeschakeld.
Bij het gebruik van de spanningstester in meetcategorie CAT III en CAT IV wordt aanbevolen
de meegeleverde kunststof beschermkappen op de meetsondes (2) en (3) te plaatsen om
de blootgestelde lengte van de contactpunten te reduceren. Dit vermindert het risico op een
mogelijke kortsluiting tijdens het meetproces.
Voor het gebruiksgemak is het product voorzien van een houder (4) voor de tweede
meetdraad. Dit vereenvoudigt bijv. het meten van stopcontacten.
Bij gelijkspanningen verwijst de polariteit van de weergegeven spanning naar de meetsonde
van het meetapparaat (3).
Bij lege batterijen werkt vanaf een testspanning van 50 V/AC en 120 V/DC alleen de
waarschuwingsindicatie (5) voor „gevaarlijke spanning”. Als deze indicatie brandt, mag u de
meetcontacten nooit aanraken. Vervang de batterijen.
DOORGANGSTEST
Alvorens een doorgangstest uit te voeren, moet u controleren of het meetobject vrij is van
spanning.
Verbind de twee meetsondes met het meetobject. Bij een doorloop tot max. 400 kΩ +/-50%
weerklinkt een pieptoon en op het LCD-scherm wordt het doorloopsymbool (7) en Con
weergegeven.
Ontkoppel de meetsondes na het meetproces van het meetobject.
WEERSTANDSMETING
Om de weerstand meetfunctie te activeren, drukt u op de Hold-knop (16) gedurende ongeveer 3 seconden.
De meetpunten (1) mogen geen enkel contact hebben voordat u deze functie activeert. Het meetinstrument
schakelt over naar weerstand meetbereik.
U kan nu de twee meetsondes verbinden met het testobject.
De gemeten weerstandwaarde wordt op het scherm getoond.
Door kort op de Hold-knop te drukken kan het meetresultaat vastgehouden worden.
Vergewis u ervan dat het meetobject niet onder spanning staat!
RCD-TEST (TEST FI- OF AARDLEKSCHAKELAAR)
Met de spanningstester, kan de functie van FI worden gecontroleerd.
De spanningstester kan alleen de werking van de aardlekschakelaar testen. De test- of
activeringsstroom en de responstijd kunnen niet worden vastgesteld!
Verbind de meetsonde (2) met de aardleiding en de meetsonde (3) met de fase.
Druk nu tegelijk op de rode toets (14) en de rode toets (14a). De spanningstester vibreert totdat de
knoppen (14, 14a) worden gedrukt en FI niet heeft gereageerd of FI defect is.
MEETPUNTVERLICHTING
De meter beschikt over een LED-licht op de bovenkant van de behuizing, om het meetpunt beter te
herkennen bij omstandigheden met weinig licht, . Om te activeren, druk op de knop (15). De LED schakelt
zich na ongeveer 30 seconden uit., om de batterij te sparen.
ONDERHOUD EN SCHOONMAKEN
Afgezien van het af en toe vervangen van de batterijen is het meetapparaat voor u onderhoudsvrij.
Om de nauwkeurigheid voor een lange tijd te waarborgen, is het raadzaam het product eenmaal per jaar
te laten kalibreren.
Reinig het product nooit als dit op een spanningsbron is aangesloten. Voor het schoonmaken is een droge
zachte, schone doek voldoende. Gebruik geen agressieve schoonmaakmiddelen, hierdoor kan het product
verkleuren. Druk tijdens het schoonmaken niet te hard op het oppervlak, om krassen te voorkomen.
AFVOER
a) Algemeen
Als het product niet meer werkt, dient u het volgens de geldende wettelijke bepalingen voor
afvalverwerking in te leveren. Neem de eventueel geplaatste batterijen eruit en voer deze
gescheiden van het product af.
b) Batterijen
Als eindverbruiker bent u conform de KCA-voorschriften wettelijk verplicht om alle lege batterijen en accu’s
in te leveren; afvoeren via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen met schadelijke stoffen worden aangegeven met het hiernaast afgebeelde
pictogram, dat op het verbod van afvoeren met gewoon huisvuil duidt. De aanduidingen voor
de betreffende zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood.
Verbruikte batterijen kunt u gratis inleveren bij de inzamelpunten in uw gemeente of bij verkooppunten van
batterijen en accu’s.